„Van muziektent naar concertzaal G. C. van Loo De Zeeuwse blaasmuziek en enkele aspecten daarvan Dat het terrein van de amateuristische blaasmuziek door sommigen in ons land werd en nog wordt gezien als een „subcultuur", een wat povere afsplitsing van de „echte kunst", is een stelling, die we wellicht met enige moeite zouden kunnen bewij zen. Aan de andere kant zijn er tal van symptomen, die aantonen, dat de amateuristische blaasmuziek „in beweging" is. Ook daar manifesteren zich nieuwe vormen en wordt vaak onbewust naar nieuwe wegen gezocht. Wegen, die leiden öf naar het gebied van de „show" öf naar een meer artistiek verantwoorde muzikale vormgeving. Met zekerheid kan worden gesteld, dat de laatste dagen van de „klassieke" fanfare, die vrolijk spelend op de muziektent drommen volk trekt, geteld zijn. In enkel dorpen van deze provincie wordt deze traditie nog gehandhaafd, op enkele plaatsen krampachtig, op andere plaatsen leeft zij nog werkelijk, maar de dagen van Jan Morks, die met zijn Middelburgs Muziekkorps bij de openlucht concerten honderden en honderden, om niet te zeggen duizenden bereikte, zijn voorbij. De weerstand tegen het bij iedere „feestelijke gelegenheid" wat dit ook moge zijn: de verjaar dag van Hare Majesteit, of de opening van een friteskraam op straat te komen neemt bij de har monie- en fanfarekorpsen in de Zeeuwse steden en grotere dorpen toe, vooral bij de jongere muzikanten. In de kleinere dorpen en bij de drum bands en majorettepelotons als we deze laatste gemakshalve even tot de „blaasmuziek" mogen rekenen is er nog steeds bereidheid, bij de showformaties zelfs toenemende bereidheid, zijn „muzikaal kunnen" in de buitenlucht te manifeste ren. Wie meent, dat de blaasmuziek geen belang stelling zou hebben bij de jongeren en bij de jeugd, trekt een verkeerde conclusie. In 1969 telde de Stichting Zeeuwse muziekschool met haar „filialen" over de gehele provincie 2500 leerlingen. Hiervan namen er omstreeks 800 deel aan het basisonderwijs. Van de 1700 anderen kozen er 25 voor de piano, de anderen kozen voor een strijkinstrument, of een koperen of houten blaasinstrument. De Zeeuwse muziekschool leidt op voor de drie richtingen in de amateuristische blaasmuziek: harmonie (orkesten bestaande uit „koper" en „hout"), fanfare („koper" met eventueel ook saxo foons) en brassband (koperorkest naar Engels model). Sommige muziekverenigingen leiden hun leerlingen zelf op. Hoewel enkele korpsen hiertoe inderdaad kundige mensen hebben, is hun capaciteit niet in alle opzichten te vergelijken met die van de mu ziekschool, aan welke tal van korpsen hun leer lingen hebben toevertrouwd. Directeur en leraren van de muziekschool consta teren dat de jeugd tot het vijftiende jaar over het algemeen enthousiast voor het bespelen van een instrument is. Dan volgt er een soort van crisis bij velen. Komt men die door, dan is de liefde voor de (blaas)muziek vaak blijvend. Vooral bij die jongeren, die de crisis hebben door gemaakt, is er vaak een intense behoefte aan goed musiceren, aan een goede, serieuze scholing, aan samenspel in een goed orkest. De jeugd wil mu- ziekmaken, als het kan ook voor een publiek, dat aandacht heeft voor die muziek. Daarom is er vooral bij deze jongeren weerstand tegen het als „versiering" marcheren in een lampionoptocht. Het concert daarentegen schuwt men niet. Ook niet een1 „buiten optreden", mits dan de muziek maar centraal kan staan en voorwaarden voor redelijke publieke belangstelling aanwezig zijn. Hoe staat het publiek in deze provincie tegenover de blaasmuziek? Bijna overal, waar deze de traditionele wegen bewandelt, is er behalve op een aantal dorpen slechts sprake van een flauwe belangstelling, hoofdzakelijk uit eigen kring. Daar, waar men met een nieuw programma durft te komen, de publiciteit behoorlijk verzorgt, en het experiment niet schuwt, blijkt men ook nu nog in staat een groter publiek te bereiken. Het gezamenlijk optreden van een aantal blaas- orkesten, een evenement als bijvoorbeeld het sedert enige jaren in zwang zijnde Zeeuwse brassband festival, weten een goed publiek te trekken. PEIL Over het algemeen is het muzikale peil van de Zeeuwse muziekverenigingen vrij goed te noemen. Op de concoursen is het verschijnsel le prijs niet zeldzaam en eerste prijzen-met-lof worden meer dan ééns gegeven. Zeeland telt in een korps als de brassband „Excelsior" Kloetinge, en de fanfare „Veronica" uit Zuidzande om er maar eens twee te noemen orkesten met nationale faam, die op de lande lijke topconcoursen hoge ogen gooien. Ook de fanfare „Vlijt en Volharding" uit Souburg behoort 152

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 8