grond onder de voet zou worden ontnomen. Het patriciaat had meer arkadische belangstelling; tegenover de industriële ontwikkeling en het onder nemerschap stond het afwijzend en onverschillig. De landbouw zag in de industrie een dominerende concurrent op de arbeidsmarkt. Later ging men ervaren dat er toch een uittocht van werkkrachten uit deze bedrijfstak plaats zou vinden; industrie in de omgeving zou dan juist de dorpen kunnen versterken. De bestaande industrie vreesde voor een tekort aan mankracht, maar kwam naderhand tot de ontdekking dat de uitwijking van mensen plaats ging maken voor inwijking. De provinciale administratie had tijd nodig om vast te stellen dat de bouw van bedrijfspanden door gemeenten niet ongewoner was dan de bouw van woningwet woningen. De kerk tenslotte zat toen nog „het mechanisme der onkerkelijking" in het bloed. De kentering der meningen werd versterkt door het besef dat Zeeland eerlang dreigde te gaan ont volken, en verder, na de ramp van 1953, door de uitvoering van het Deltaplan; verder doordat het industriële stimuleringsbeleid (in 1959) eindelijk ook op Zeeland werd toegepast. Daarmee kreeg de provincie ook extra sociaal-culturele impulsen. De opkomst van het massa-toerisme werd positief gewaardeerd. De herverkavelingsprocessen werden voortgezet. Het moderne verkeer stortte zich over ons uit, getuige de groei van de verkeersstromen over de veren en de bouw van de Zeelandbrug. Intussen vond de koppeling plaats met de natio nale noodzaak de zeehavenontwikkeling naar de Westerschelde te dirigeren. Stadsontwikkeling was iets dat wij eeuwenlang niet meer gekend hadden. De rigoureuze samenvoeging van de gemeenten (van 101 tot uiteindelijk 27), die van de polders tot enkele waterschappen en die op hef terrein van de energie- en watervoorziening hebben het proces bestuurlijk begeleid. Dit alles speelde zich grosso modo af tussen 1955 en 1965. Schaalvergroting is deze ontwikkeling genoemd: de actieradius van onze „verzorgingseenheden" is enorm toegenomen - Europa, supermarkten, de Waterweg, communicatiemiddelen, toerisme en wat dies veel meer zij. Vooral het ecologische systeem, waarin wij leven, de wijze waarop de mens, dier en plant samenleven is een zaak van grote schaal. De banden met overig Nederland zijn aangetrokken en gepopulariseerd. De Geerse die nooit verder dan Middelburg is gekomen is een specimen van een uitstervend ras; de heren hebben het monopo lie van het contact met de wereld uit handen moeten geven, een sociale schaalvergroting. Van sociale instabiliteit, evenwichtsstoornissen in de Zeeuwse samenleving is behoudens in het voor beeld van Van Campen nauwelijks sprake ge weest. Zomin er zich ooit vele en grote stakingen hebben voorgedaan, zomin heeft de snel opge komen stroom vreemdelingen tot ontwrichting geleid. De deining is in Drenthe altijd heftiger geweest, om van Groningen niet te spreken. Ten slotte heeft de economische structuur van Zeeland al eeuwen lang open gestaan voor het handels kapitalisme, wat weer van grote betekenis is aeweest voor de vroegtijdige modernisering in de Zeeuwse landbouw. De horigheid is hier eeuwen eerder aan zijn einde gekomen dan in het oosten van ons land, in de actie voor afschaffing van het middeleeuws tiendrecht liep de Zeeuwse boer voorop. Deze situatie en houdig is de geestelijke stofwisseling sterk ten goede gekomen. Het extre misme kon nooit op grote sympathie rekenen. Ook dit was in Drenthe heel anders. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat onze voorvaderen zeer meegaand zijn geweest, hetzij uit onderdanigheid, uit escapisme of door incasseringsvermogen. Met de uitzondering van Westkapelle die, naar Van Schagen, de regel bevestigde. De sociaal-economische emancipatie van de ge wone man heeft zich nog niet volledig voltrokken. Toch is de overheersing van het regionalisme door de economie alleen nog in de werkelijke probleem gebieden aan de orde. In Zeeland zijn we daar in tien jaar overheen gegroeid. De gedachte van de regionaal-economische planning is door iedereen aanvaard. Wie er aanvankelijk een statusnadeel 191

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 15