vleeshal en de dikke westertoren zijn gotische af
komst niet.
Tenslotte is het vermelden waard dat bij de open
bare gebouwen vrijwel alle geënquêteerden de
Kloveniersdoelen (het militair hospitaal) in Middel
burg noemden. En terecht! Het is één van de
fraaiste en bekwaam gerestaureerde renaissance-
gevels, die ons land rijk is.
De waardering van de belangrijkste woonhuizen
kan kort samengevat worden. Ze staan verzameld
op de Dam en de kaaien in Middelburg en langs
de Oude Haven en de Meelstraat in Zierikzee.
Daarnaast, her en der verspreid, nog wat inciden
tele gevallen. Vooral werd aandacht gevraagd
voor de boerderijen, grosso-modo dus voor de
woonhuizen: de 18e eeuw en, wat de boerderijen
betreft, dieper doordringend in de 19e eeuw.
Verrassend was dat niemand op het idee kwam om
de eigentijds architectuur in dit „profile" te betrek
ken, geen enkele van de vele kerken en kerkjes,
die in de laatste 150 jaar ten behoeve van de
verschillende kerkgenootschappen en denominaties
(en dat zijn er in Zeeland nog al wat) zijn
gebouwd of in de buitenwijken van de steden
werden gesticht. De wederopbouw na de oorlogs-
en watersnoodverwoestingen kwamen niet aan de
orde; geen kerken in Schoondijke, Oostburg, IJzen-
dijke (R.K.), Bruinisse, Westkapelle of Ouwerkerk.
Voor de openbare gebouwen was het hetzelfde;
geen polderhuizen in Middelburg of Kortgene; geen
schouwburg in Middelburg en geen raadhuizen in
Kapelle, Vlissingen of Biervliet.
Het is voor deze schrijver en zijn collega's, die
zoveel boter op hun hoofd hebben, wellicht een
sussende gedachte dat de samenleving hen heeft
toegestaan hun werk in de schaduw van het maat
schappelijk gebeuren te verrichten. De kerk, zich
bezinnend op haar taak in die samenleving, heeft
zich gericht op meer wezenlijke taken, dan het
laten bouwen van stads- en dorpsbeeld beheersen
de gebouwen. En de burgerlijke overheden hebben
zich in de goed 19e-eeuwse traditie van voorbeel
dige soberheid, verstandig beleid en volmaakte on
verschilligheid, ten zeerste beperkt in het stichten
van monumentale gebouwen.
Er staan weliswaar enkele fraaie, moderne provin
ciehuizen en raadhuizen in ons land, ook in Zee
land, maar iedereen weet drommels goed, dat er
op de Dam in Amsterdam zo'n voortreffelijk raad
huis staat, dat men nog steeds geen van de sinds
1938 gemaakte plannen voor een nieuw, heeft dur
ven uitvoeren. Verder zijn er, ook in Zeeland, ad
ministratiekantoren gebouwd, banken en winkel-
paleizen, ziekenhuizen, scholen en fabrieken.
Men heeft voor deze groep de term utiliteitsbouw
uitgevonden. Dat betekent dat hun gebruikswaarde
voorop staat en dat die bovendien als „vaste
lasten" op de exploitatie worden geboekt. Dat ver
klaart misschien waarom ze zich door hun grote
soberheid, maar toch meestal weloverwogen en
vanzelfsprekende vormgeving niet opdringen in
het „profile".
De woonhuizen doen dat beslist wel. Wie van de
Hoge Hil in Domburg over Walcheren kijkt, ziet
dat de torenflats in Vlissingen harder en duidelijker
in dat „profile" snijden, dan de Lange Jan; wie
uit de Poel-in-herverkaveling naar Goes kijkt, ziet
dat soortgelijke flats van de Maria Magdalena een
vreemd verdwaald anachronisme maken.
Niemand, die er in mijn enquête iets over zei. Ook
niet over de nieuwe rijksweg 58. Die grijpt met al
zijn kunstwerken en pregnante niveau verschillen,
diep in het bestaande landschap in. Maar door de
vaardige en zorgvuldige manier, waarop dat ge
beurd is, werd een nieuw landschap geschapen,
dat de Zeeuwse traditie waardig is.
Er van uitgaande dat industriële bebouwing per de
finitie lelijk is, had niemand aandacht geschonken
aan de Dow-chemical, die van Ellewoutsdijk uit ge
zien, als een enorme staalplastiek tegen de horizon
staat, alsof er alleen maar beeldhouwers en geen
project-engineers aan te pas gekomen waren. En
het grote bassin van Scheldepoort is gewoon fijn
om te zien, met die sprieterige kranen en mooi
belijnde schepen er om heen. Hoechst is, zowel in
kleur als rommeligheid, een misser; wat Pechiney
195