Zeeland geritseld hebben van burchten en versterk te hoeven, die allemaal verdwenen zijn in de roe righeid van de tijd. Deels door de cultuur-technische arbeid van de kloosters en deels door vererving, werden de abten en bisschoppen machtige landheren en, zo ze uit zichzelf de ambitie al niet hadden, dwong dit ze om deel te nemen aan de landsregeringen. Dat gaf hen de macht en de middelen om kolossale kerken te stichten in nauwelijks bevolkte oorden. Die kerk was als gebouw onaantastbaar door zijn letterlijke status van Domus Deï en voerde als organisatie een politiek beleid, dat hoe gebrek kig ook centraal geleid werd. Dit alles vindt bij ons zijn beslag in de loop van de 12e en 13e eeuw. Als we dan, die tijd overziende, de hoekse en ka beljauwse twisten, misschien wel wat al te gevoels matig en eigentijds benaderen als de strijd tussen democratie en dictatuur, dan staan we voor de ironie van de geschiedenis. Willem II, de roomskoning en vader van de ver moorde Floris V, der keerlen God, was in de 13e eeuw begonnen met de bouw van een Uithof in 's Graven-Hage. Die ridderzaal blijkt vandaag de dag nog steeds een waardig ontmoetingspunt voor een constitutioneel monarch en een gekozen par lement. Zodanig zelfs dat op de televisie die troon zetels met de staande hofdignitarissen, juist hier, wat potsierlijk aan doen. Waarom gaat niet ieder een zitten? Op gewone stoelen! Het oostenrijks-bourgondische hof heeft die ontwik keling voortgezet als groot bevorderaar van kun sten en wetenschappen, schepper van gecodificeerd recht en gescheiden machten in de staat. Het had echter, ter financiering van een expansief buiten lands beleid en een grote hofstaat, zoveel „beden" moeten opleggen en zoveel „rechten" moeten toe staan, dat het uit zelfbehoud naar een zodanige absolute macht gegroeid was, dat het het uit die zelfde tijd daterende Gravensteen in Gent uitzocht; als goed verdedigbare kraamkamer voor Karei V. Loop daar op een verloren zaterdag eens langs de weergangen, om te beseffen wat dit betekend heeft. Toen was het 1500; toen was Luther in de kracht van zijn leven. Erasmus reisde docerend en schrij vend door Europa en Calvijn zou negen jaar later geboren worden; toen stonden er al 50 jaar een stadhuis op de markt in Brussel; Andries en Matthijs Keldermans hadden tussen 1456 en 1460 de rijke topgevels van het stadhuis in Middelburg voltooid; Veere was in 1474 aan een stadhuis begonnen, en zo ging het overal. Die gebouwen liegen er niet om; hier nemen zelfbewuste burgers hun eigen zaken in eigen hand. Dat dit op de republiek van de verenigde Nederlanden moest uitdraaien, is on vermijdelijk. Die jonge republiek, voorshands in oorlog met Spanje gewikkeld, had wel wat anders aan het hoofd, dan de vernieuwing van de architectuur. Toch heeft de ontwikkeling niet stil gestaan. De decennia, voorafgaand aan het uitbreken van de formele oorlog, waren troebele tijden. Met alle narigheid, daaraan verbonden, wist men ook toen in troebel water goed te vissen, desnoods te ka pen, en begonnen de kooplieden drommels goed de markten te weten, waar hun gulden een daalder opbracht. Naast de raadhuizen worden een generatie later de woonhuizen gebouwd voor de welvarende on dernemers en reders; dit wordt gestimuleerd door de stedelijke overheden, die uit overwegingen van brandpreventie de bouw van houten huizen gaan verbieden. Het gotische huis in Goes (1533) en de schotse huizen in Veere (1560) behoren tot de goed bewaarde voorbeelden; laat-gotisch in vormge ving en detaillering en gaaf van verhoudingen. Stijl-critisch bezien is er niet veel aan de hand. De gotiek suddert door, zonder duidelijke renais- sansrische impulsen. Dan komt de gouden eeuw en dan begint in ons land eigenlijk pas de uit Italië, via Frankrijk ge- importeerde renaissance vaste voet te krijgen. Het gunstige verloop van de oorlog onder Maurits en Frederik-Hendrik leidt tot de aanleg van de frontiervestingen. De naam van Simon Stevin moet genoemd worden en de strenge vormgeving van de 199

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 23