grachten, bastions, escarpen en contre-escarpen van de wallen, waarbinnen de strakke italiaanse manier van stadsaanleg wordt gevolgd. De geo metrische patronen worden er met rechthoekige blokken opgevuld. IJzendijke is er een goed voor beeld van. In IJzendijke wordt in 1615 ook begon nen met de bouw van een hervormde kerk. Die kerk wordt opgezet op een achthoekige platte grond met een koepelachtig schilddak. Het nieuw- evangelie had immers afgerekend met het theater van de roomse mis. Dus van nu af aan geen basi- likale vormen meer met een verhoogd koor voor latijns vertoon, maar een ruimte voor de gemeente, geschaard rondom Gods Woord. Het ligt voor de hand hier aan gebouwen met plattegronden in de vorm van (regelmatige) veel hoeken of zelfs cirkels te denken, afgedekt met koepels. De kansel staat centraal. De consequentie van deze gedachte zou moeten zijn dat de preekstoel in het midden van de cen trale ruimte staat, maar ook een dominee heeft een gezicht en een rug. Daarom schuift de kansel, vrij willekeurig, naar één van de wanden van de veelhoek en daarmee is de gemeente niet meer rondom het Woord geschaard, maar het Woord wordt opgenomen in de kring. De sacramenten vormen daarbij geen beletsel meer; het kostbare avondmaalszilver gaat veilig achter slot en grendel en de doopkapel is gereduceerd tot een draaibare console voor een doopbekken aan de preekstoel. Deze, uit een zuiver theologisch beding bepaalde, ruimtelijke vorm, wordt het meest consequent op gelost in de ronde lutherse kerk in Amsterdam (1668), waar inderdaad de kansel in het middel punt staat, maar dan van een halve cirkel, concen trisch om een klein cirkeltje gelegd. Het noodlot wil dat deze ruimtevorm in de kerkbouw vrijwel niet aangeslagen is, maar juist voor dat heidense theater navolging kreeg. Terzijde zij vermeld dat het een ontwerp was van de vlissingse architect Adriaen Dorsman. Het experiment van IJzendijke wordt in Middelburg herhaald. In 1647 wordt, na veel beraad en uit voerige informatie naar de fraaiste en „oncoste- lijckste" kerken elders in het land, een plan vastge steld van de stadsfabriekmeester Drijfhout. Hij had zich voor dit plan wel moeten laten assisteren door Pieter Post, destijds de beroemde architect, die door zijn werk voor Frederik-Hendrik en de frans georiënteerde hofkringen, op de hoogte moest zijn van alles waartoe de barok zich toen ontwikkeld had. In 1649 stagneerde het werk, toen de funda menten nauwelijks gereed waren. Mr. Arent van 's Gravenzande wordt erbij gehaald. Hij was bezig met de Mare kerk in Leiden en was geschoold in zijn samenwerking met Simon de la Vallée, zoon van de „Maitre général des oeuvres de France" die, ook al weer door Frederik-Hendrik, naar Ne derland gehaald was. Hij heeft geadviseerd het plan, wellicht op details wat gefatsoeneerd, verder uit te voeren. In 1659 aarzelt men blijkbaar alweer en komt Pieter Post opnieuw adviseren, deze keer bijgestaan door Pieter Noorwits, een broer van Mr. Arent, maar dan is de kerk al bijna klaar en kunnen er niet veel meer dan details behandeld zijn. Dat alles wijst er toch wel op dat hier meer aan de hand was dan alleen maar een eis van het bouwprogramma. Integendeel, de meest wezenlijke opgave van de architectuur, het bepalen van de ruimtevorm, was hier aan de orde gesteld. Het idee daarvoor was ongetwijfeld overgewaaid uit Italië. Het verschil was echter dat men daar recht streeks had kunnen aansluiten op de bijzantijnse en romaanse koepelconstructies en dat bij ons elke traditie op dit gebied ontbrak. Dat verklaart mis schien waarom Michel-Angelo al bijna honderd jaar eerder de St. Pieter in Rome had kunnen ver bouwen tot het klapstuk van de italiaanse barok. Hij wist de acht rondom een centrum liggende ruimten, zo wezenlijk tot één groot wervelend ge heel samen te trekken, dat de pedante tabernakel die er staat, nauwelijks opvalt. En wat het theater van de roomse mis betreft, wie op een zondag morgen tijdens de hoogmis heeft meegeschuifeld in de kermis van de duizenden filmende toeristen, heeft er ook ervaren dat het offer van Christus bo- 200

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 24