Uitgangspunt van dit artikel is het middeleeuws landschap omdat het nog steeds het grondpatroon van ons hedendaagse landschap vormt5). Veel wat zich aan de (Zeeuwsch-) Vlaamse kust afspeelde geldt ook voor de Zeeuwse eilanden, al is er achter en in de Walcherse en Schouwse duinen van veel vroegere bewoning sprake geweest. Het gaat hier om het polderland en de uitbating van hef land maar ook over de periode toen er nog van geen dijken sprake was. Een periode waarin stelbergen, vluchtbergen of terpen verschijnen in het gebied van Walcheren en Zuid-Beveland, in de 10e eeuw. Voor de streek rondom Brugge heeft Coornaert niet lang geleden laten zien dat er heel wat meer terpen zijn geweest dan men aanvankelijk wist.5a) Partout on asséche, on endique, on réendique. Des particuliers, des riches bourgeois, s'y mettent; mais rien n'égale l'activité monastique, aldus Blanchard. Het is genoegzaam bekend dat de verschillende abdijen op een voor die tijd moderne wijze vele poldergronden hebben geëxploiteerd. De vragen rijzen naar de wijze van bedijking, naar de leef wijze van de polderbewoners, naar de landbouw werktuigen, naar het vee, kortom: hoe was het polderland leefbaar. Als illustratie geven wij hoe naar de oude voorstelling de abdij Affligem gekomen is aan het grondbezit in Vlaanderen, dat te Rodanburch, dus Aardenburg, al dateert van de 12e eeuw.6) De eerste kroniek van Affligem rapporteert hierover: „Twee volle broe ders, vrijgeborenen, woonden samen, ongedeeld, dicht bij Rodenburch, een dorp in Vlaanderen en waren nog vrij van de huwelijksband. Beiden dus bezield met een zelfde verlangen bespraken samen ernstig het heil van hun ziel en toonden elkander hoe al het aardsche in vergelijking met het eeuwige klein en verachtelijk is: zij besloten tenslotte eens gezind aan de wereldsche handelingen te verzaken. Zij verlaten dus den vaderlijken grond met alles wat zij hadden en, banneling geworden, zoeken zij het ware vaderland. Zij gingen sommige rijkere en meer nabij gelegen kloosters voorbij en verkozen deelgenoot te worden van onze armoede. Zij schonken ons hun huis dat zij samen bewoond hadden met heel den inboedel, met groot en klein vee, met landerijen en bezittingen. Wij bezitten daar tot nog toe een hoeve, waaraan later enkele landerijen werden bijgevoegd". Te Vroijndijc (is Vremdijke bij Terneuzen) „hebben wij tegen een hoogen prijs van graaf Diederik en van gravin Clementina twee landgoederen gekocht, die vol gens hun taalgebruik pecorias werden genoemd. Deze overdracht met het zegel van den graaf bezegeld en voor altijd bevestigd in tegenwoor digheid van de groten en de edellieden der aarde, hebben wij van beiden ontvangen. Daardoor heeft Vlaanderen ons veel voordeel in goederen en geld verschaft. Immers vele landerijen hebben wij we gens den afstand en de ongeschiktheid van de plaatsen daar verkocht en hef geld hebben wij nuttig besteed met het aankopen van andere bezittingen die dichter bij liggen." Deze bezittingen hebben de kloosterlingen van Affligem gehad tot in de tijd van de Republiek. Particulieren hebben ook veel bedijkt, maar zeker hebben de Cisterciënsers een groot aandeel in de exploitatie van de nieuw aangeworven gebieden 208

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 32