chauvinisme? Ik dacht van niet. Wij worden in ons
aardrijkskunde- en geschiedenisonderwijs gecon
fronteerd met de meest buitenissige onderwerpen,
zonder dat we iets weten van het huis waarin
we wonen, de grond waarop we leven; zonder dat
we weten hoe Zeeland zich heeft ontwikkeld.
„The study of Local History is today one of the
principal interests of an enlightened community,"
zegt Hobbs in zijn Local History and the Library13).
Hoe de geschiedenis het best zou kunnen worden
onderwezen houdt verband met de problemen van
het vak geschiedenis en aardrijkskunde zelf. Op de
achtergrond hiervan spelen ideeën over de com
binaties geografie en geschiedenis. Het is Gott-
schalk geweest, die op de Engelsman Darby heeft
gewezen. Hij heeft de methode van besturing der
chronologische ontwikkelingen van geografische
toestanden onder het oog gezien en meent dat deze
zeer effectief is. „Een landschap verkeert namelijk
voortdurend in een labiele evenwichtstoestand, in
een bepaalde fase van een ontwikkelingsproces
hetzij in positieve of negatieve zin waardoor
de volgende fase weer wordt beïnvloed. Dit voort
schrijdende proces, teweeg gebracht door fysisch-
geografische of menselijke factoren, of door beide,
dient te worden bestudeerd." 14)
Darby heeft zijn methode o.a. gedemonstreerd in
zijn boek „The draining of the Fens", waarvan in
1968 de foto-mechanische uitgave van de tweede
druk verscheen. Het gaat hier om de geschiedenis
van de drooglegging van de uitgestrekte moeras
gebieden ten noorden van Cambridge. De man die
hier in de 17e eeuw een grote rol heeft gespeeld
is Cornelis Vermuyden, afkomstig uit Tholen. Harris
heeft aan hem een boek gewijd (1953). „When he
came to England in or about the year 1621 he came
from the Isle of Tholen in the Province of Zeeland
where the act of land reclamation was a tra
dition 15).
Met Tholen zijn we weer thuis, in het gebied tussen
slib en wolken, door Zeeuwen bedacht en gemaakt.
De kunst gronden droog te leggen hebben we zelfs
naar het buitenland overgebracht.
1) Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijks
kundige studies, 1965, p. 291.
2) M. K. E. Gottschalk: Historische geografie van westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen I (diss.), 1955, Tot de Sint-Elisabeths-
vloed van 1404, en II, 1958, Van het begin der 15e eeuw
tot de inundaties tijdens de tachtig-jarige oorlog.
3) Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oud
heidkunde te Gent, 1958.
4) Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig
Genootschap, 1959, p. 22 e.v.
5) A. Verhulst: Het landschap in Vlaanderen in historisch
perspectief, 1964, p. 7.
5a) Handelingen (zie noot 3), 1967, p. 4.
6) Affligemensia, maart 1947, p. 92 en 93.
7) Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschie
denis, Brussel, 1967, p. 273 e.v.
8) Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Kleine Serie, nr. 20.
9) De Nederlandse volkskaraktrs, onder red. van P. J. Meer-
tens en A. de Vries, 1938, p. 245.
10) Scaldemariland, door J. Huizinga, Meded. der Kon. Ak.
van Wetenschappen, afd. letterkunde, 1937, p. 7. De ver
taling danken wij mr. T. Kannegieter.
11) Zie noot 2, dl. I, p. 16.
12) W. C. Braaf. De ontwikkeling van de kastelenbouw in
Nederland in de vroege Middeleeuwen, in Opus Musi-
vum. Een bundel studies aangeboden aan Prof. Dr. M. D.
Ozinga, 1964, p. 59 e.v.
13) 1962, p. 1.
14) M. K. E. Gottschalk: Historische geografie in theorie en
praktijk, Assen, 1964. Openbare les gegeven bij de aanvaar
ding van het ambt van gewoon lector in de Historische
Geografie aan de Universiteit van Amsterdam op 13 okt.
1964, p. 30.
15) p. 13.
212