Wonderbaarlijke visvangst Ir. J. A. Trimpe Burger Het was aanvankelijk mijn bedoeling in dit jubi leumnummer van het Zeeuws Tijdschrift een over zicht te geven van de belangrijkste resultaten van het oudheidkundig bodemonderzoek in Zeeland over de laatste 20 jaar. Het bleken echter zo veel onderwerpen van zo'n uiteenlopende aard te zijn, dat daaruit een bepaalde keuze gedaan diende te worden, wilden we niet in een opsomming van lou ter feiten vervallen. Daarbij komt nog dat het lustrumjaar 1970 door een „wonderbaarlijke vis vangst" op de Oosterschelde zo'n archeologische „topper" is geworden dat al het andere uit de voorafgaande 20 jaren er min of meer door in de schaduw is gesteld. Alle reden dus om ons te gaan beperken tot het archeologisch nieuws 1970. Ofschoon het op het moment van schrijven nog maar half november is en Zeelands bodem tot op de laatste dag voor nieuwe verrassingen kan zor gen, mogen we stellen dat van archeologisch stand punt uit gezien, „de buit" dit jaar ruimschoots „binnen is". In letterlijke zin zeker voor het Rijks museum van Oudheden in Leiden dat in het bezit is gekomen van een prachtige collectie, uit Zee land afkomstige Romeinse monumenten. U weet, dit jaar werd in de Oosterschelde bij Colijnsplaat de archeolog;sche vondst van deze eeuw gedaan zo verluidde het in pers en televisie. We zullen er hier in het Zeeuws Tijdschrift veiligheidshalve aan toevoegen: „in onze gewesten" en „tot nu toe", want de aarde is groot en de 20ste eeuw is nog niet voorbij! In ieder geval viste schipper K. J. Bout uit Tholen op 14 april 1970 vlak ten noorden van Colijnsplaat, bij de plaat de Vuilbaard, bij toeval twee Romeinse altaren op. Ze gingen niet terstond weer overboord met zoveel andere stenen, brokken klei en veen, hout, krabben en wier (afb. 1), maar werden gelukkig volkomen juist naar „waarde" geschat en kwamen uiteindelijk terecht op een verzamelplaats van rariteiten in de haven van Colijnsplaat. Op deze plaats worden ook de door vissers binnengebrachte fossiele dierenbeen- deren van mammoet, wolharige neushoorn, reuzen- hert, walvisachtigen enz. verzameld. Deze voor de Paleontologie waardevolle botten worden al jaren van tijd tot tijd opgehaald na het beschikbaar stellen van een premie door drs. G. Korfenbout van der Sluys, conservator bij het Rijksmuseum voor Geologie en Mineralogie in Leiden. Via dhr. Kortenbout kwam het nieuwtje over de altaren spoedig bij zijn collega's conservatoren van het Rijksmuseum van Oudheden, de heren dr. P. J. J. Stuart en drs. L. P. Louwe Kooymans. Zij stelden een onderzoek in. Het bleken fragmenten van altaren te zijn, gewijd aan de godin Nehalennia, een godin, die sinds 1647 een goede bekende is geworden in de klassieke oudheidkunde en de provinciaal-Romeinse archeologie door de ontdek king van een Romeins heiligdom met o.a. aan Nehalennia gewijde altaren op het strand voor Domburg Het bericht over de nieuwe Nehalennia- vondsten werd overal met enthousiasme ontvangen. In vakkringen was men tegelijkertijd ten zeerste verbaasd, want een dergelijke vondst zou voor de kust van Domburg denkbaar zijn geweest, maar bij Colijnsplaat, dat was in strijd met vele theo rieën. De eerste gedachten gingen uit naar een verongelukte Romeinse scheepslading of een twee de Nehalennia-heiligdom, maar dan op een wel zeer vreemde plaats. Het initiatief tot een nader onderzoek werd terecht spoedig genomen. Onder leiding van dr. Stuart van het Rijksmuseum van Oudheden en met medewerking van enkele andere wetenschappelijk geïnteresseerden, o.a. prof. J. E. Bogaers uit Nijmegen, werd in de zomermaanden gedurende verscheidene weken gevist naar meer overblijfselen uit de Romeinse tijd. Niet zonder succes! Mede door de grote kunde van schipper Bout, die de oorspronkelijke vindplaats op de uit gestrekte watervlakte steeds weer feilloos wist te rug te vinden, kon na ongeveer vier weken vissen de oogst van meer dan 100 altaren, waarvan er 40 compleet waren, worden geteld (afb. 2, 3 en 4). Aangezien ook bouwfragmenten, zoals grote blok ken tufsteen en aan elkaar gemetselde Romeinse dakpannen (brokken muurwerk) werden opgevist, mag nu wel de conclusie worden getrokken dat er vlak ten noorden van het tegenwoordige Colijns plaat, een cian de godin Nehalennia gewijd heilig- 213

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 37