de toestand in de Romeinse tijd en die van de
latere middeleeuwen zou ik ten slotte, in verband
met de recente vondsten te Colijnsplaat, één op
vallend gegeven nog willen aanstippen: De Neha-
lenniatempel te Colijnsplaat lag naar alle waar
schijnlijkheid aan een rivier. Projecteren we de
plaats van de tempel op oude kaarten van Zee
land dan blijkt deze te komen liggen op de noor
delijke oever van de toenmalige Schelde ter
plaatse aangeduid als „het Vael" welke oudtijds
daar de begrenzing vormde tussen Zeeland Be-
ooster- en Bewester de Schelde! Een en ander wijst
toch wel op de grote historische betekenis van de
oude waterloop langs de noordkust van Noord-
Beveland.
Na deze wat uitvoerige beschouwingen over de
„vondst van de eeuw" gaan we nog even onze
aandacht richten op andere archeologische activi
teiten in Zeeland. In het vorig jaarverslag (1969)
kreeg de opgraving van de volksburcht uit de
Karolingische tijd te Oost-Souburg een flinke
plaats ingeruimd. Ofschoon het onderzoek in 1970
vrijwel het gehele jaar intensief is voortgezet, is
er van dit ca. 4 ha grote object betrekkelijk weinig
nieuws te vermelden. De regelmatige groepering
van huisplattegronden uit de 10de tot en met de
12de eeuw rond het kruisvormig assenstelsel van
wegen in de vroegere nederzetting begint zich
steeds duidelijker af te tekenen. Ook in 1971 zal
de opgraving ter completering van het grondplan
van deze burcht nog worden voortgezet. In het
jaarverslag van 1971 hopen we hierop uitvoeriger
terug te komen. Vooral ook uit het buitenland, uit
Denemarken, Duitsland, België, Frankrijk en Enge
land bestaat veel interesse voor het onderzoek in
Souburg omdat men daar ongeveer hetzelfde type
burchten aantreft met een eveneens wat duistere
historische achtergrond.
Goes is dit jaar ook enkele keren in het nieuws
geweest en met recht. Op 22 mei vond de feeste
lijke heropening plaats van het Museum voor Zuid
en Noord-Beveland door de heer D. F. Lunsingh
Scheurleer, Rijksinspecteur voor roerende monu
menten. Het nieuwe museum is nu gevestigd aan
de Singelstraat, in het voormalig weeshuis nabij de
grote kerk van Goes. Onder leiding van de con
servator/archivaris L. J. Abelmann is het museum
bijzonder sfeervol ingericht waarbij op handige
wijze gebruik is gemaakt van betrekkelijk een
voudige middelen. Je voelt je er thuis, en menig
bezoeker vooral uit de beide Bevelanden zal
er prettige herinneringen aan bewaren, want de
verzamelingen beperken zich niet tot de vroegste
geschiedenis, ook grootmoeders tijd heeft er een
eerbiedig plaatsje gekregen. Het museum heeft dit
jaar bovendien enkele leuke aanwinsten kunnen
verwerven in de vorm van aardewerk, beeldhouw
werk en gebruiksvoorwerpen, verzameld in de
bouwput van de AMRO-bank, welke deze zomer
werd gegraven vlak naast de plaats van het vroe
ger zo belangrijke slot Oostende. Tijdens een kort
onderzoek dat door de R.O.B. met medewerking
van enkele vrijwilligers werd ingesteld, is de zware,
vierkante fundering opgegraven van een uit 1384
daterende klokketoren, waarvan de bouwrekening
nog aanwezig bleek te zijn in het algemeen Rijks
archief in Den Haag. De archivarische gegevens
die door de heer Abelmann en ook door de heer
pastoor C. P. M. Holtkamp bijeen zijn gebracht, en
de resultaten van het bodemoderzoek o.l.v. de
heer B. Oele uit Kapelle (corr. en medewerker
R.O.B.) vermochten een aardig stukje geschiedenis
van Goes tot klaarheid te brengen. We zijn de
Directie van de AMRO-bank en de Fa. Westdorp
zeer erkentelijk voor de vriendelijke toestemming
die zij hebben gegeven om de bouwput te onder
zoeken.
Zoals ieder jaar zijn er weer vele kleine vondst
meldingen binnen gekomen die zoveel mogelijk
aandacht hebben gekregen. Want „die het kleine
niet eert, is het grote niet weert" en „kleine oor
zaken hebben grote gevolgen", met nog enkele
andere van deze wijze spreuken, gelden ook in de
archeologie. Zeker in Zeeland. Je moet in onze
provincie wel „been in een fossiel bot zien om
uiteindelijk met twee bouten een tempel te van
gen" (raadsel anno 1970).
Over fossiele botten gesproken: een interessante
219