ook afkomstig een Romeinse scherf van een zoge naamde gezichtsurn van ruwwandig aardewerk uit dezelfde tijd als de vorige (vinder/eigenaar dhr. A. P. de Klerk, Middelburg/Amstelveen). Bij de heer C. J. Adriaansen, antiquair en restaurateur van antiek beeldhouwwerk te Middelburg, maakte schrijver een voorlopige inventaris op van een ver zameling door hem gevonden Romeinse scherven, bijeengeraapt op het opgespoten terrein in de om geving van de Arnemonding/haven te Middelburg. De verzameling vertegenwoordigt het doorsnee type gebruiksaardewerk dat in onze streken alge meen voorkomt. Het bestaat ten dele uit zuivere Romeinse import, maar er zijn ook verschillende stukken bij die typisch zijn voor de streek van Vlaanderen en Zeeland, van een meer loka'e her komst dus. Een bodemfragment van een t.s.-kom Drag. 31 (Sa) draagt het stempel TOCCA E (de E waarschijnlijk te interpreteren als F van F(ECiT) gemaakt door; de kom is „gemaakt door TOC- CIVS", een pottenbakker uit o.a. Lavoye (midden 2de eeuw?). Smallegange, M. Nieuwe Cronyk van Zeeland, Middelburg 1696, p. 82: ,,Als op het einde des jaers 1646 de winden uit den Noord-Oosten en uit het Oosten langen tijt met harde stormen waeiden, wierden de Duinen van Domburg, door de golven van d'onstuimige en hoogopgedrevene zee geweldig afgegeten; zoo dat men eindelijk op den vijfden January 1647 aan de voet van de selvige Duinen verschelde Steenen van ongemeene oudheit met beeltenissen en op schriften van verschelde Afgoden des Heydendoms ont dekte Uit het gegeven „aan de voet van de Duinen" leidde ik af dat het heiligdom op minstens 1 m N.A.P. gelegen moet hebben, dus naar alle waarschijnlijkheid op het Oude Duinlandschap. Zie J. A. Trimpe Burger, Beknopt overzicht van het oudheidkundig bodemonderzoek in het Deltagebied, in: Berichten Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek 10-11, 1960-1961, p. 197-198. Het is niet onmogelijk dat het heiligdom in de vroege middeleeuwen in vervallen en overgroeide staat zichtbaar is geweest, waarbij door de toenmalige bewoners vernielingen kunnen zijn aangericht. Vooral na 1000 is het geheel overstoven door jonge duin vormingen. De eveneens in de 17de eeuw waargenomen stronken van bomen bij het heiligdom zijn mogelijk restan ten van middeleeuwse bosschages, die evenwel een voort zetting kunnen zijn van vroegere begroeiing. 2) In het heiligdom te Domburg zijn bovendien aan Neptunus, Jupiter, Hercules en Victoria gewijde monumenten gevonden. 3) Het gebied tussen de duinen aan de kust en de zandgron den van Noord-Brabant was een uitgestrekt veengebied, waar rivieren practisch de enige mogelijkheden waren voor zware transporten. Het zou zinloos zijn een belangrijke tempel midden in een vrij dun bevolkt, moeilijk te bereiken gebied te bouwen. 4) Het vertaalde opschrift luidt: ,,Na verhoord gebed aan de Godin Nehalennia heeft Marcus Secundinius Silvanus, han delaar in aardewerk op Britannia (Engeland), wegens rich- tig behoud van zijn koopwaar, gaarne zijn gelofte aan Haar vervuld" (zie o.a. P. J. van der Feen, Geschiedenis van de bewoning van Walcheren tot 1250, in: De Bodem- kartering van Walcheren, 's Gravenhage 1952, p. 152. 5) Van Engeland uit was het eenvoudig rechtstreeks naar Domburg over te steken, gebruikmakende van de heer sende westenwinden en de zeestromingen. In omgekeerde richting tegen de wind in zal men waarschijnlijk wel zo lang mogelijk de kustlijn gevolgd hebben, om bijv. bij Boulogne de oversteek te wagen. Aardewerktransporten zullen voornamelijk naar Engeland toe hebben plaatsge vonden, want men vindt ten onzent zeer weinig uit Enge land geïmporteerde Romeinse ceramiek. In Engeland treft men daarentegen zeer veel geïmporteerd materiaal uit Zuid-, Midden- en Oost-Gallië aan. Een typisch Engels stuk aardewerk werd door schrijver in Ouddorp (Goede reede) opgegraven (zie noot 6). 6') Bij een opgraving door de R.O.B. in de Oude Oostdijkpol- der ten noorden van Goedereede, werden in een belangrijke Romeinse nederzetting (waarschijnlijk aan een handelsroute gelegen) overblijfselen van zware palen en beschoeiingen aangetroffen langs een vaargeul. De aanleg vertoonde grote gelijkenis met de constructies langs het bietenhaventje op afb. 7, gelegen aan de zuidkust van het eiland Goede reede. Litt.J. A. Trimpe Burger, Beknopt overzicht van het oudheidkundig bodemonderzoek in het Deltagebied, zie noot 1, p. 202. 7) Deze kaart is afgebeeld in: M. P. de Bruin en M. H. Wil- derom. Tussen Afsluitdammen en Deltadijken I Noord- Beveland, Middelburg 1961, p. 56, fig. 14. 8) De toestand in de Romeinse tijd is moeilijk te vergelijken met de huidige situatie; de zeespiegel is sedert de Romein se tijd ca. 2 m gerezen; het veenpakket is vooral na de bedijkingen sterk ingeklonken. 9) J. A. Trimpe Burger. Archeologisch nieuws uit Zeeland over het jaar 1966, in: Zeeuws Tijdschrift 16, 1966, 6, p. 226. 222

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 46