Op een vachtje of tegen een gevel? Het is ongelooflijk maar waar: op de agenda van de laatste redactievergadering was vermeld, dat over een foto van de hele redactie moest worden gesproken. Ik weet niet wat er precies is besloten, de agenda wordt wel altijd goed voorbereid, maar de afwerking is soms wat slordig. In ieder geval is er gelukkig geen verzoek gekomen om ergens op een vachtje te gaan liggen. Dit niet weten wat er is besloten, behoort tot de goede gewoonten van elk ernstig gezelschap, dat niet serieus is. Wellicht is daarmee tevens de beste karakteristiek gegeven van de redactie: ernstig, maar niet serieus, al zou men dat laatste niet zeggen bij het door bladeren van twintig jaargangen. Geen foto dus, alleen een paar losse herinneringen. Redacfiebijeenkomsten hadden en hebben een heel ander karakter. Ze worden op diverse plaatsen in Zeeland gehouden, meestal uitsluitend door de redacteuren, soms ook wel eens met gasten. Zo zijn diverse discussiebijeenkomsten gehouden, waarvan de verslagen in het tijdschrift werden opgenomen. Die bijeenkomsten waren „tekenen des tijds": Zee land was in beweging en daarover moest worden gepraat. Na 1953 bijvoorbeeld werd al spoedig met een aantal Zeeuwen over de consequenties van het deltaplan gediscussieerd, in Zeeuwsch- Vlaanderen werd gesproken over het Zeeuw-zijn van de Zeeuwsvlamingen, ook op Tholen en Schou wen werd er gedebatteerd. Van sommige van deze bijeenkomsten staat mij vooral de herinnering aan Louis Lockefeer bij. Louis. Als hij protestant zou zijn geweest, had ik hier de uitdrukking „singuliere gaven" gebruikt, zij is gemeengoed in het calvinistisch Nederland. Maar Louis was rooms-katholiek en kwam uit Hulst, hetgeen inhield dat hij een opgewekt en tevens vroom man was, voor wie het calvinisme geen aantrekkelijke geloofsvorm betekende. Zijn op treden en zijn bijdragen aan dit tijdschrift waren congruent: hij hield van barok en had een voort durend heimwee naar een verleden, waarin begrippen als kerk en staat, burger en gelovige elkaar volkomen dekten. Het liefst zou hij het verdronken land van Saeftinghe hebben doen her leven, niet als een moderne polder, maar als het Vlaamse land van weleer, met kerken en gelovigen, met heiligen en duivels, met priesters en klokgelui. Men kreeg wel eens de indruk, dat Louis het onze Lieve Heer kwalijk nam, dat Hij dit Saeftinghe niet voor hem in de oude staat terugbracht, maar aan de andere kant nam hij graag dit scheppings werk van zijn Heer over: hij herriep het verdronken Saeftinghe in toneelspelen, die hij met toegewijde discipelen her en der in het Zeeuwse land op voerde. Een man met singuliere gaven, laat ik het woord toch maar gebruiken, die zich meer bij Paul Claudel thuisvoelde dan bij Jacob Cats. Zijn dood was een groot verlies voor ons allen. Tegenpolen in de redactie zijn vanouds Verburg en De Bree geweest. Ze zullen dat wellicht met enige verbazing lezen, want ze kunnen voortreffelijk met elkaar overweg en kennen weinig grote verschillen. Toch zijn ze eikaars tegenpolen. Wanneer men een soort optimale Zeeuw zou moeten fabriceren, dan zou men een heel eind komen met een scheut 224

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 48