Verburg en een scheut De Bree, want samen geven ze nogal een compleet Zeeuws beeld. De Bree is een meditatief man op humanistische grondslag, zijn humor is donker met lichte randjes, Verburg reageert primair en houdt van lichte humor met donkere randjes. Voor de geschiedenisman De Bree is het verleden heden, waarin hij zich met groot gemak verplaatst en waarover hij minzaam schrijft, artikelen, romans. Verburg kent de geschiedenis even goed, maar voor hem is zij niet meer dan een voorportaal naar het heden en toekomst. De Bree vertelt tijdens redactievergaderingen ironische verhalen over reeds lang overleden figuren, over burgemeesters die hij bij zijn nasporingen tegen kwam, over oude socialisten. Hij spreekt over hen alsof het zijn buren zijn, met wie hij regelmatig chocolade drinkt. Verburg daarentegen verhaalt over schilderachtige mensen uit het heden en dat zijn er heel wat. Hij brengt ze voortreffelijk over hef voetlicht. Verburg en De Bree: ze zouden het eigenlijk best met zijn tweeën kunnen, het samenstellen van het Zeeuws Tijdschrift. In dat geval zou het een bijzon der goed blad wezen: stukken over morgen en vandaag van Verburg, samengebald geschreven en van polemische drift getuigend, vivace con brio; daarnaast breed opgezette verhalen, zorgvuldig geconcipieerd met elke komma op de juiste plaats van de Bree, largo ma non troppo. Er zou slechts één nadeel zijn: zelfs de jaargang zou niet meer op tijd verschijnen. Met als gevolg dat de huidige voorzitter de introïtus van zijn voorganger zou moeten overnemen: „Gaan we door of niet?" De filosoof van de redactie is bouwmeester 't Hooft. Een markant man en drukbezet. Vandaar, dat hij nogal eens een redactievergadering mist. Maar als hij aanwezig is, weef hij de overigen te boeien door zijn indringende beschouwingen. In de betoogtrant van 't Hooft herkent men zijn professie: hij schept ruimte, maar begrenst die tevens. Zo ook in zijn beschouwingen: in zijn gedachten is ruimte voor allerlei ideeën, voor denkbeelden over Zeeland bijvoorbeeld, maar al betogend wordt de ruimte begrensd. Twee dimensies spelen daarbij een over wegende rol: God en mens. Dit klinkt gewichtig en misschien wat overdreven-aangezet, maar het is dat niet. Het piëtisme van de eilanden van Zeeland en Zuid-Holland is impliciet in de be schouwingen van Piet 't Hooft aanwezig. Zijn mede redacteuren achten hem hoog: zij betreuren dat hij slechts zelden tijd vindt zijn denkbeelden aan het papier toe te vertrouwen. Verburg, De Bree, 't Hooft. Zij vormen in feite de kernredactie van het Zeeuws Tijdschrift. Met Louis Lockefeer en Henk Pieters waren zij de werkers van het eerste uur. Bij hen treft men nog altijd het esprit van het begin aan. Twintig jaar Zeeuws Tijd schrift betekent ook twintig jaar redactievoering door deze drie. Zij hebben een duidelijk signatuur aan het blad gegeven, zij hebben voor een belang rijk deel de vorm bepaald. Het zou onjuist zijn om daaraan op dit ogenblik voorbij te gaan. Bij dit trio moet een vierde van buiten de redactie worden geplaatst: F. B. den Boer, beter gezegd „drukker Den Boer". Want de directeur 225

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 49