„Meneer de Commissaris," zeiden wij, „voor een Zee/dn boppe voelen we letterlijk niets. Dat ligt ook niet in de Zeeuwse aard." Hij knikte instemmend; we hadden de Commissaris voor het tijdschrift gewonnen. Ja, de Commissaris was bereid voorzitter te worden van het stichtingsbestuur, op voorwaarde dat hij zich mocht het nodig zijn op vergaderingen kon doen vervangen door „meneer Schout van het College." Ook wilde hij bij de heren van G.S. onze voorspraak zijn om eventueel exploitatietekort al thans het eerste jaar uit Provinciale middelen te dekken. Op de valreep gaf hij ons nog de raad de redactie uit te breiden met een rooms-katho- liek man en een man van protestants-christelijke huize, opdat de zuilen alle drie vertegenwoordigd zouden zijn. „Verder laat ik het helemaal aan u, zoekt u maar de mensen met wie u prettig denkt te kunnen samenwerken." We hebben ze zonder moeite gevonden: Drs. Louis Lockefeer, leraar aan het Janseniuslyceum te Hulst, toneelschrijver over Zeeland en Ir. P. J. 't Hooft, lid van een architectenbureau, auteur van twee gewaardeerde deeltjes in de Heemschutserie. Het stichtingsbestuur werd geformeerd, de akte ge passeerd. Louis Heymans ontwierp een omslag tekening met worstelende leeuw en uitgespaard fotovlak. Het abonnementsgeld werd vastgesteld op 7.50, voor België op 125 franken, in beide gevallen franco per post. Door middel van een circulaire wierven we bijna zeshonderd abonnees. En Den Boer leverde het drukwerk. Het getimmerte van ons schip was van degelijke makelij, geen Zeeuw zal het weerspreken. We profiteerden van een gelukkige omstandigheid: van 7 tot en met 22 oktober 1950 herbergde het Feestpaleis in het Citadelpark te Gent een tentoon stelling „Zie Zeeland." Alle schoon dat onze provincie ooit had voort gebracht aan boekwerken, schilder- en tekenkunst, aan gobelins en bokalen, al wat ooit gedragen werd aan Zeeuwse boerentooi, was er geëtaleerd. Uitgelezen fotowerk gaf er een beeld van Zeelands onroerend kunstbezit en van zijn bekoorlijke land schappen. Daarbij dag aan dag Zeeuwse manifestaties, „in het raam van de culturele betrekkingen tussen Zeeland en Oost-Vlaanderen". Voor het eerst wel licht deed Zeeland mee aan die beschaafde vorm van elkaar bezighouden, die men mettertijd cultu rele uitwisseling is gaan noemen. En bij occasie van deze gebeurtenis verscheen ons eerste nummer. Meer dan dat: in de feesthallen te Gent zagen we de eerste stapels van het versge- drukte Zeeuws Tijdschrift. Belangstellenden konden zich ter plaatse abonneren. De redactie had de Zeeuwse dagen in Gent lang van te voren zien aankomen; geen wonder, want alle vijf waren we, op een of andere wijze, bij het voorbereidend werk betrokken geweest. Als hommage aan de Gentse gastheren publiceer- 180

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 4