Soms als ik 's nachts een aanwaaiend geluid hoor dat me verschrikt, denk ik opeens: er waren nachten dat ik werkelijk verwachtte dat je kon komen, dat ik 't licht aanliet, de deur van slot, iets lekkers op de tafel. Langzaam is dat gesleten. Voetstappen, zo tegen vier uur 's morgens deden niet meer hopen, de deur ging weer op 't nachtslot, en de post, ach, wat bracht de post. En zo hernam het leven zijn rechten zonder jou. Het lijkt van geen belang dit te vertellen: iedereen kent het. Maar soms, 's nachts, bij een zuidelijk geluid valt er een groot gat in de tijd ook die sensatie kent iedereen, maar daar het dan opeens zou kunnen zijn dat jij verscheen moet dit moment worden bezworen. HANS WARREN 228

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 52