Soms als ik 's nachts een aanwaaiend geluid hoor
dat me verschrikt, denk ik opeens:
er waren nachten dat ik werkelijk verwachtte
dat je kon komen, dat ik 't licht aanliet,
de deur van slot, iets lekkers op de tafel.
Langzaam is dat gesleten. Voetstappen, zo tegen vier
uur 's morgens deden niet meer hopen,
de deur ging weer op 't nachtslot, en de post,
ach, wat bracht de post. En zo hernam het leven
zijn rechten zonder jou. Het lijkt van geen belang
dit te vertellen: iedereen kent het.
Maar soms, 's nachts, bij een zuidelijk geluid
valt er een groot gat in de tijd ook die sensatie
kent iedereen, maar daar het dan opeens
zou kunnen zijn dat jij verscheen
moet dit moment worden bezworen.
HANS WARREN
228