het tijdschrift krachtens zijn doelstelling niet thuis.)
Ambtenaar en geleerde, vlagofficier en mossel
kweker, burgemeester en schoolmeester, Dichter
und Bauer, edelman, bedelman, dokter en pastoor
hebben in ons blad gepubliceerd - en de schutter-
majoor heeft niet ontbroken. Gelukkig is hij niet al
te vaak aan het woord geweest; de inhoudsop
gaven van de verleden jaargangen stellen ons in
dit opzicht gerust.
We glunderden wanneer Verburg, onze redactie
secretaris, uit zijn map een stuk opdiepte van
Mej. Dr. H. C. M. Ghijsen of van Dr. D. A. de Graaf
eerstgenoemde kenner van de Zeeuwse dialec
ten, de tweede romanist, publicist in Levende Talen,
Revue des sciences humaines en Mercure de France.
Gelukkig waren we met de artikelen van Dr. P. J.
Meertens, met het proza en de gedichten van
J. C. van Schagen en Hans Warren. In 1958 vonden
we Warren bereid in de redactie plaats te nemen.
Dr. Ir. J. T. P. Bijhouwer, hoogleraar tuin- en land
schapsarchitectuur, schreef voor ons en Alfred
Kossman.
Tijdens de vijfde jaargang formuleerden negen
bekende Nederlanders in het Zeeuws Tijdschrift hun
mening over de gevolgen van het Deltaplan. Tot die
negen mannen behoorden monseigneur J. P. Hui-
bers, bisschop van Haarlem en Anton van Duin
kerken, literator; ook T. J. Twijnstra, voorzitter van
het Verbond van Nederlandse werkgevers, vond
tijd en lust zijn opvattingen in deze uiteen te zetten.
En Ir. F. Q. den Hollander, president van de Neder
landse Spoorwegen. Van hem, Goesenaar van
geboorte, kon men zeggen dat hij „plus Zélandais
que Ie Commissaire" was en derhalve voor ons
doel gemakkelijk te winnen. Maar niet minder voor
F. Q. dan voor de anderen gold dat tijd een
kostbaar goed is.
Met de jaren is het steeds moeilijker geworden
van prominenten een regel kopij in handen te krij
gen. „Tot mijn spijt moet ik u meedelen voor
lopig geen gelegenheid overdrukke werkzaam
heden geen nieuwe verplichtingen aangaan."
ledereen wordt tegenwoordig door zijn taken op
geslokt.
We hebben aan ons beleid veel gesleuteld. Het
zakelijk relaas domineerde te sterk. We zochten
daarom de subjectieve toon met het wetenschap
pelijk verantwoorde te verenigen een schaap
met vijf poten.
We gevoelden behoefte een actualiteit. De grim
mige gebeurtenis van februari 1953 schonk ons
volop gelegenheid actueel te zijn! De gecombi
neerde nummers drie en vier van de jaargang 1953,
het zogenaamde Watersnoodnummer, gaf een
overzicht van de ontwrichting die Zeeland in één
nacht tot rampgebied had gemaakt.
Een vergrote oplaag stelde ons in staat het nummer
onder andere alle Kamerleden toe te zenden. Bij
de behandeling van de schaderegeling in het parle
ment bleek later dat tal van volksvertegenwoor
digers het tijdschrift inderdaad als bron van infor
matie geraadpleegd hadden.
Na de Ramp stormden de projekten op ons aan:
182