een mens, die geen raad meer weet. luisterden naar het tikken van de nogal frivole pendule. We zaten daar drie kwartier en een van ons moest zo nodig. Deze persoon deed de gangdeur open niemand te zien. Ook geen andere deuren, die het vermoeden van een zich daarachter bevindend toilet wettigden. Wat mag je verder ondernemen in een huis dat je voor het eerst betreden hebt. De gemartelde keerde in zijn stoel terug. Een van ons wees op een enorme vaas, een tweede op de tot kolenkit verbouwde granaathuls uit de oorlog van veertien. We zaten nu inmiddels een uur of nog iets langer duimen te draaien. Eindelijk hoorden we geschraap van voetzolen langs een metalen rooster, daarna het slaan van deuren en het aanzwellend geluid van een jam merende stem, de stem van een mens die geen raad meer weet. Richard Minne was na het telefoongesprek, diep in gedachten, naar zijn tuin teruggekeerd. Toevallig dat hij een keer opkeek en voor het hek een auto zag staan Het is nog een plezierige boel geworden daar in Sint Martens-Latem. Over de Zeeuwsvlamingen zei Minne: „Duidelijk Noord-Nederlanders, in handel en wandel. Hulst de stad van Reinaard? Het mocht wat: een stijve Noord-Nederlandse stad." We hebben nog enkele bijzondere nummers uitge geven. „Zeeland 1965-1975" was een indrukwek kend programma, een voorstelling zo men wil aangaande de ontwikkelingen in onze provincie. Honderd pagina's tekst, verzorgd door Drs. M. C. Verburg; vormgeving G. A. de Kok. Veel mooie foto's. En advertenties van Zeeuwse gemeenten, vol argeloos zelfbewustzijn: „Terneuzen is de snelst groeiende stad van Zee land." „Vlissingen grootste stad van Zeeland met ruim 29000 inwoners." (Vooral dat „ruim" imponeert!) „Middelburg, hoofdstad van Zeeland eerbied voor het oude met openheid voor het nieuwe." „Goes is ontwikkelingskern, een stad met perspec tief." Ach, men doet het in de randstad niet anders! We hebben ook nog een Oosterscheldenummer het licht doen zien en een bevrijdingsnummer. En nu dan een Jubelnummer, op voorstel van het Stich tingsbestuur. Het wordt hoog tijd dat ik het Bestuur in mijn verhaal betrek. Een of twee keer per jaar vergadert het en wij zijn daarbij, omdat het redactioneel beleid een vast punt van de agenda is. De heren bestuurders zijn Zeeuws-zachtzinnig in hun kritiek, royaal in hun positieve waardering; meermalen hebben zij daarenboven verrassende suggesties gedaan. En in de goedmoedige sfeer van de vergaderzaal belooft altijd wel een van hen een stuk voor ons te schrijven. De Commissaris der Koningin presideert de vergadering. Vroeger was dat anders: Jhr. Mr. De Casembroot vroeg „Meneer Schout van het Col lege" steevast hem te vervangen. 184

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1970 | | pagina 8