de romeinse merktekens er duidelijk op, had hij
meegenomen. Mevrouw Blom haalde Van Hinte van
diens kamer, en dit werd de eerste kennismaking
voor de grondslag van beider belangstelling. Jan van
Hinte ging nu met Kegel zoeken en graven in de
tuintjes op de wallen van Aardenburg. Heel opper
vlakkig, tastend als het ware, en men vond meer za
ken. Een romeinse fibula bijvoorbeeld, andere
soorten scherven van romeins aardewerk, munten
vanzelfsprekend, enzovoorts. De doorzetter Van
Hinte was gegrepen door een speurzin, welke bij
dit vermoeden van belangrijke verborgenheden
zeer nodig was.
Dr. P. Glazema
kwam toevallig in Aardenburg
Op een dag in 1950 kwam dr. P. Glazema, toen
directeur van de Rijksdienst voor Oudheidkundig
Bodemonderzoek, heel toevallig in Aardenburg
dominee Blom eens opzoeken. Dr. Glazema was
vergezeld van twee Duitse hoogleraren in de ar
cheologie. Onmiddellijk bracht ds. Blom dr. Glaze
ma in contact met Jan van Hinte, wat nu gemak
kelijk in hetzelfde huis kon gebeuren. Zou Van
Hinte al in Sint-Kruis hebben gewoond dan was
een ontmoeting wellicht niet zo direct ontstaan.
Van Hinte stelde direct zijn strikvragen: zouden
hier romeinen zijn geweest? Ach, antwoordde dr.
Glazema, gevonden munten kun je vergelijken met
de verzameling in het Museum voor Volkenkunde
te Leiden, misschien waren het doortrekkers. Jan
van Hinte verder: hadden die doortrekkende ro
meinen dan ook dakpannen bij zich? Dr. Glazema:
nee, dat kan niet. En daarmede was de belang
stelling van dr. Glazema met zijn Dienst voor
mogelijke resten van een onbekende romeinse
nederzetting te Aardenburg opgekomen. Uiteraard
in prille aanleg voor de eerste jaren. Dr. Glazema
meende dat er dan maar eens gegraven moest
worden, bij wijze van eerste proef, en hij beloofde
dit te zullen bevorderen zodra er gelegenheid was
bij zijn Dienst. Ok de belangstelling van anderen
was nu gewekt. Burgemeester Van Dongen ging
flink meehelpen. De Koninklijke Nederlandse Heide
Maatschappij werd ingeschakeld voor het graaf
werk. Er waren echter geen fondsen en zelfs
nauwelijks middelen in die zuinige tijd om enkele
werklieden te betalen. Van Hinte moest dus
wachten, de ongeduldige. Hij wroette zelf in de
grond, jarenlang, bewerkte tegelijk verschillende
instanties, want dat is hem toevertrouwd. Zijn eigen
handwerk leverde steeds meer bewijzen op voor
hoge verwachtingen, en Van Hinte wist zijn eigen
vertrouwen over te brengen op anderen. Ook dit
is één van zijn sterke zijden. Zijn vertrouwen is bij
hem een zekerheid. Bereikt kon worden dat het
graafwerk als een zogenaamd D.A.C.W.-object
werd erkend, hetgeen betekende dat een cultuur
maatschappij, in dit geval de Nederlandse Heide
Maatschappij, mensen die geen arbeid konden vin
den binnen een vastgestelde begroting mocht in
schakelen. De lonen werden dan voor 100 procent
gesubsidieerd. Met behulp van de gemeente Aar
denburg werden 10 mensen voor dit object aan
getrokken.
Van Hinte groef zelf vijf jaar
Zonder enige vergoeding verrichtte Van Hinte vijf
jaren op eigen houtje het schuchtere begin
van zijn archeologisch werk. Hij verzamelde het
gevondene, rubriceerde het zo goed mogelijk, en
intussen bestudeerde hij alles waf hij in handen
kon krijgen over het romeins en de ar
cheologie. Hij kocht boeken, raadpleegde allerlei
oude kaarten, bezocht andere opgravingen, biblio
theken en musea, en praatte met ieder die het
aanhoren wilde over zijn liefhebberij. Langzamer
hand werd Van Hinte wegwijs. Van Nederlandse
kant kreeg hij practisch geen deskundige hulp,
doch wel kwam er flinke bijstand van zeer belang
stellende en onderlegde Belgen. Deze waren
onmiddellijk geïnteresseerd, uitloper als Zeeuwsch-
Vlaanderen is van de Vlaamse cultuur.
De uitbreiding van zijn kennis haalde Van Hinte
bij de wetenschap in België, waar in de archieven
te Gent en te Brugge nog zoveel is te achterhalen
over de Zeeuws-Vlaamse geschiedenis. Het juist
verschenen werk van dr. M. K. E. Gottschalk „His
torische geografie, van Westelijk Zeeuws-Vlaan-
deren" werd door Van Hinte stuk gelezen.
Zo hield Van Hinte zich druk bezig tot er in 1955
een telefoontje kwam van dr. Glazema uit Amers
foort. Hij vroeg Van Hinte of deze zich wilde be-
17