„Klooster? Liever niet te veel over Klooster. De man is m'n buurman geweest en niet steeds tot genoegen", zegt Van Bloois. „Veldwachters werden in de ouwe tijd nog al eens gerecruteerd uit de stand van beroepsonderoffi cieren 't was niet altijd het beste." Nee, niets meer over Klooster. Het was een man met rood haar en een rooie snor, niet vrij van sterke drank en van zwaarmoedigheid. Klaar. Van Bloois wil juist op een ander onderwerp over stappen, als er tegen de ruit wordt getikt. „Van avond geen koor"", verkondigt een boodschapper. Onze gastheer gebaart dat hij het begrepen heeft; tegen ons zegt hij: ,,'k Zou toch niet gekomen zijn, 'k heb het een beetje op m'n keel." Ja, Van Bloois zingt in het koor mee, al tientallen jaren. Onlangs is hij uit de groep der tenoren naar die der bassen overgelopen, „dat krijg je zo met de jaren." Het koor zingt Bach, Handel, Mendels sohn. Van Bloois geniet van de oude dag, hij volgt de ontwikkelingen in zijn woonplaats en op het eiland, hij is er vast van overtuigd dat het beter leven is dan vroeger. Allerhande landarbeid heeft hij ver richt, als kleine landbouwer, als loonwerker. Sikkel- werk was er bij en paardewerk. Veel vlas heeft hij gereden naar het haventje van Dijkwater, aan de Grevelingen. Sedert 1957 is het met de vlasserij gedaan, „vanwege de Russische concurrentie." Het is waar, zegt Van Bloois, dat de jongeren alle maal uit Dreischor wegtrekken, maar de wereld is ruimer dan het dorp alleen. Waarom zouden ze hier blijven als ze ergens anders beter vooruit komen. En voor de ouderen is het hier goed en rustig wonen. Armoe, ziekte en afhankelijkheid in vroeger jaren en verveling ook. 's Zondags na kerktijd slenter de de jeugd in de Ring rond, de meisjes linksom, de jongens rechtsom. Je ging eens naar een kermis, in Schuddebeurs of in Zierikzee; daarmee had je het gehad, voor een heel jaar. De heer Van Bloois accepteert de moderne tijd, in clusief zijn naaktfilms op de televisie. „Ik vind het heel niet erg." Mevrouw Van Bloois (nog altijd de korte haar dracht die in de jaren twintig mode werd) is onder wijzeres geweest, op de school van haar vader. De Bruin: „De school welke?" „Maar meneer! Dreischor de Openbare natuur lijk" Vader was behalve bovenmeester naar oude trant ook nog koster en voorzanger. Hij gaf franse les en landbouwonderwijs, leidde op voor de hogere burgerschool in Zierikzee, was kassier van de boe renleenbank en docent aan een normaalschool. Zijn drie zoons studeerden op universitair niveau, zus mocht schooljuffrouw worden. Maar dan in Apeldoorn, op de kweekschool voor onderwijzeres sen. Zij moest maar zorgen dat ze bij de vieren twintig besten behoorde, die daar jaarlijks uit tal rijke gegadigden werden gekozen voor toelating. Ze kreeg een plaats. Met de akte van bekwaamheid was zij in Dreischor teruggekeerd; menig jaar had zij onder vaders leiding gewerkt. Overigens niet onder hetzelfde dak: de toeloop van nieuwe leerlingen overtrof de capaciteit van het schoolgebouw, daarom moest de juffer maar onderwijs geven in de prison. „Het was niet zo zonnig, maar wel erg rustig." Soms regelt de dag zichzelf. In een zeer landelijk café staan twee mannen aan de toog. Een van hen is aan het woord, met luide stem. Onderwerp van gesprek: de jacht. Sinds vanmorgen heeft de jacht onze belangstelling. Er zijn op Schouwen een paar jachtverenigingen, beluisteren wij: de ene voor gewone mensen, de andere voor grote boeren en notabele burgers. In de gewone club gaan jagers en drijvers amikaal met elkaar om, na afloop van de jachtpartij zitten zij samen aan in de plaatselijke herberg. In de voorname club gaat het anders toe. Is het laatste schot gevallen, dan rijden de heren naar een van de boerderijen, waar voor hen het maal is bereid. De drijvers volgen, vinden onderdak in de schuur, knopen daar hun knapzak los. Zij krij gen „van het huis" een borrel aangeboden. „Verschil tussen groot en klein moet er wezen", grapt de toehorende. „Ik weet hef nog veel gekker", verzekert de ander. Verprutste raamverdeling

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 32