patriarchale van vroeger, waarbij achter een goed glas wijn heel wat zaken werden geregeld. De dijk graaf van heden, met eigen bedrijf, werkt als een manager, gedicteerd door zijn agenda, omdat hij dikwijls ambtshalve deel uitmaakt van talrijke commissies. Een voorbeeld. Toen wij de heer Geluk opbelden om „even" bij hem langs te komen, stond hij op het punt naar Rotterdam te vertrekken. Ik ben om zo laat thuis, hoorden wij hem rekenen, komt u dan een half uur later, want zelfs een dijk graaf moet wel eens eten. Het ambt van dijkgraaf ligt diep in de middel eeuwen verankerd, maar heeft toch nog altijd de zelfde grondtrekken: op een of andere wijze lei ding gevend in de strijd tegen binnen- en buiten water. Wij hebben het Dijk- en Waterschapsrecht in Nederland van Beekman er nog eens op na gelezen, die voor het woord dijkgraaf 20 dicht bedrukte bladzijden nodig heeft, geput uit vele bronnen. Op onze vraag of door de toenemende bemoeiingen van rijkswaterstaat in verband met de Deltawerken de taken van de waterschappen geen uithollingsproces zullen ondergaan, antwoordt Ge luk beslist ontkennend. Eerder het tegendeel. Neem de wegen: het waterschap heeft de zorg voor 375 km wegen, die bijzondere zorg vereisen wanneer we aan het steeds toenemende verkeer denken. Dan valt het woord milieubeheer in verband met de waterzuivering, dat bijzonder de aandacht vraagt. Hier betreden we terreinen waar we voor deze eeuw geen weet van hadden. Het zou de moeite waard zijn na te gaan wanneer het woord rioolzuiveringsinstallatie voor het eerst is opge doken. Sprekend over de waterschapsconcentraties die, eenmaal begonnen in Zeeland, in vrij korte tijd hun beslag hebben gekregen, denkt Geluk in de toekomst nog aan grotere verbanden, maar voor zichtigheidshalve wil hij zich in dit verband niet aan uitspraken binden. We hebben vergeten aan de dijkgraaf te vragen of Schouwen nog steeds de lastigste en gevaar lijkste dijkage is. „De Polder van Schouwen is al van ouds geweest de lastigste en gevaarlijkste Dykagie van Zeeland. Hierom, en om zyne aan gelegenheid werdt door de Graaven op eene by- zondere wyze voor denzelven gesorgd". Een uit spraak van de Tegenwoordige staat van Zeeland uit het midden van de 18e eeuw. De ligging van Schouwen is altijd gevaarlijk geweest, dat heeft 1953 wel bewezen. Een vergelijking met andere waterschappen is in dit verband en met de tegen woordige voorzieningen wel moeilijk. We denken hierbij ook aan de uitspraak van de boer Geluk. Tot nu toe is het agrarisch element in de besturen overheersend geweest, maar dit kan en mag in de toekomst niet zo blijven. Het eiland als geheel en laten we Duiveland beslist niet vergeten met zijn verschillende belangengroeperingen, moet zijn afspiegeling vinden in het bestuur. De geschiedenis van de polders en waterschappen in Schouwen en Duiveland is boeiend en er klinkt een zekere trots door in het voorwoord van Fokker in zijn dissertatie over het bestuur van het water schap Schouwen (1883) „een der grootste en be langrijkste van Zeeland, dat om de buitengewone omstandigheden waarin het verkeerde, reeds vroegtijdig begiftigd werd met een wijze van be heer, die weer van die der andere Zeeuwsche polders afweek en eigenaardige bijzonderheden opleverde." Zoals Schouwen afweek van de andere Zeeuwse eilanden, zo week Dreischor af van de andere dorpen op Schouwen en Duiveland. Is het niet beter om nog in de tegenwoordige tijd te spreken? „Het is goed merkbaar, dat Dreischor vroeger een zelfstandig gebied is geweest en dat door de af gelegen ligging het specifieke karakter van de bevolking voor een groot deel bewaard gebleven is. De „Dreistenaar" heeft iets zelfstandigs. Aldus het Handboek pastorale sociologie (1953). Dat merkten wij in de timmermanswinkel van Padmos, het oudste woonhuis van Dreischor (ca. 1520). Bij het bekijken van de prentbriefkaarten gaf de bezoeker, een oud-wethouder, zijn ongezouten commentaar, blijk gevend voor niemand uit de weg te gaan. De afstand tussen grote boeren en de vroegere vlassers blijkt nog steeds niet over brugd te zijn. De zelfstandigheid van de vlassers en hun taaie werklust is aan de Bogerdweg af te lezen. Het is de weg van de vlassers, te zien aan de huizen met aangebouwde schuren, die in de vette jaren werden vergroot. Er werd ons verteld dat het areaal vlas 400 ge meten bedroeg en het aantal vlassers op 80 gesteld kon worden. Het vlas werd op het land gekocht, 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 34