Zeeuwse kroniek M. P. de Bruin Viermaal water Dit maal vier boeken die ieder op eigen wijze met het water hebben te maken. Vier citaten: „Voor de zeelui die met hun schepen het goud van deze eeuw aanbrachten en verdedigden, was deze tijd een harde meedogenloze eeuw de Gouden Eeuw vol woeste en wrede oorlogen, jarenlange uitputtende zeereizen vol ontberingen" (Van Bey- len). „Het is duidelijk dat Hendric Stevin in 1667 met „het gewelt en vergif der Noortzee" respec tievelijk de stormvloeden en het zout bedoelde, het zout dat een steeds grotere bedreiging vormt voor Nederland" (Lingsma). „Tussen veer en varen be staat taalkundig slechts verband in zoverre dat deze beide woorden van dezelfde oergermaanse stam zijn. De betekenis van veer heeft een geheel eigen ontwikkeling gehad, niet parallel lopend met die van varen" (Sandberg). „Het waren zeker geen lieve jongens, die, van heinde en ver samen gestroomd, in weer en wind, in water en modder, dijken aanlegden of na stormvloeden herstelwerk zaamheden uitvoerden" (schrijver dezes). Schepen J, van Beylen: Schepen van de Nederlanden. Van de late middeleeuwen tot het einde van de 17e eeuw. Amsterdam, 1970. Dit is zonder meer een belangrijk werk. Hoewel hier vanzelfsprekend gebruik is gemaakt van het werk van Crone, Onze schepen in de Gouden Eeuw, werd het onderwerp in veel ruimer perspec tief behandeld en daaraan ook veel nieuwe aspec ten toegevoegd. Waar we hier vooral aandacht willen besteden, zijn de illustraties. Afb. IV is een gravure van een anoniem meester: Verheerlijking van de Nederlandse scheepvaart. Op de linkerzijde komt een gezicht op Middelburg voor met een portret van Joris van Spilbergen en een gezicht op Vlissingen met een portret van prins Maurits; op de rechterzijde zien wij een gezicht op Rotterdam en Enkhuizen. Hoewel de prent in haar gehele breedte gaat om een gezicht op Amsterdam en het IJ, wijzen de vier genoemde gezichten op hun belangrijkheid. Afb. VII is een blokmodel van de „Zeelandia", een oorlogsschip van de admiraliteit van Zeeland. Het schip werd in 1653 te Veere ge bouwd en van 1653 tot 1664 gevoerd door vice- admiraal Evertsen. De afb. XIV en XV betreffen de gravures waarop de slag bij Sluis in 1603 en de landing in 1600 van de smalle vloot van prins Mau rits bij Philippine voorkomen. Uitvoerig wordt om schreven wat op de prenten is te zien. Hoe nauw keurig Van Beylen het illustratiemateriaal is nage gaan bewijst de afb. XXXI van Jan Porcellis (1584- 1632), Mosselvissers op de slikken. „In de buurt van een niet nader geïdentificeerde stad, waar een vloot van schepen voor anker ligt, is een aantal vissers doende mosselen te laden in verschillende vaartuigen. Kennelijk is deze scène in Zeeland te situeren. Inderdaad heeft Porcellis uiterst links bijna terloops een kleine Zeeuwse platbodem geschilderd, getuigd met een spriettuigje en uitge rust met zwaarden. Dit is een klein hoogaarstype. Er zijn aanwijzingen dat dit soort schepen reeds in het begin van de 16e eeuw op de Schelde werd gebruikt. Het bestond nog in het begin van de 20e eeuw". Het is in alle opzichten een geslaagd boek. Kwel J. S. Lingsma: Van terp tot Gouden Delta. Ro'rter- dam/'s-Gravenhage, 1970. De schrijver heeft met zijn gidsen voor de Delta werken veel belangstelling getrokken. Het huidige werkje, dat ook in het Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans en Portugees beschikbaar is, be treft een overzicht van hetgeen in het kustgebied van ons land is gebeurd van de prehistorie af tot de afsluiting van de Oosterschelde toe. Het begint ook met Nederland anno 1978. „Als talloze scheeps- sirenes en -fluiten de val van het laatste blok en daarmee de feitelijke sluiting verkondigen, bete kent dit niet slechts de afsluiting van de Ooster schelde, doch evenzeer een periode". Het zou de objectiviteit ten goede zijn gekomen als op de na delen van de sluiting accent was gelegd. In de paragraaf over het vergif der Noordzee heeft Lingsma de aandacht gevestigd op het feit, dat men met huizenhoge dammen en dijken wel storm vloeden kan keren maar slechts ten dele het zout, de kwel onder dijken en duinen door niveauver schil. Wel is het zo dat door afsluiting van de zeegaten de druk tegen de rivierafvoer (zoet) be langrijk is beperkt. Duidelijk wordt uiteengezet hoe belangrijk en ingrijpend de Deltawerken zijn. Met het woord Gouden Delta moeten wij wel voor zichtig zijn. De mens zal niet alleen bij goud leven. Veren G. F. Sandberg: Overzetveren in Zeeland. Zeven honderd jaar vervoer te water; historische en 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 36