Cornelis Adriaenszoon Soetwater L. J. Abelmann die toch ook nog een licht werpen op enkele andere coupletten van het bewuste lied. Er dreef een boomstam in de gracht, Toen dachten ze dat het een walvis was. Het spreekt vanzelf, dat Van Ruyevoort het er niet bij heeft laten zitten. Zijn trots had eer» knak gekregen, die hij nooit meer te boven zou komen. Dat schreeuwde om wraak, en het lijkt me zeer aannemelijk, dat Van Ruyevoort, of eerder nog een aantal van zijn brandweeronder danen, Geurtse op een donkere avond heeft opgewacht, hem heeft afgetuigd en hem vervol gens in een van de vele Middelburgse grachten heeft gesmeten. Geurtse was niet dood. Eerst heeft hij even bewegingloos rondgedreven, daar na kwam hij weer bij. Op zijn rug drijvend heeft hij eerste een slok vies grachtwater uitge spogen, net op het ogenblik, waarop de maan weer van achter de wolken te voorschijn gleed en enkele late wandelaars langs kwamen. Dat was de redding van Geurtse en ook de enige logische verklaring voor dit couplet. Natuurlijk zijn er hier en daar vraagtekens te plaatsen bij het relaas van Slagters. Ik wil daar niet op ingaan, omdat ik me uitsluitend heb beperkt tot de zuivere feiten. Het blijft een toeval, dat juist in deze dagen Slagters opgegra ven werd. Want het lied wordt haast niet meer gezongen, omdat het uit Vlissingen vertrekkende verkeer Middelburg en zijn bewoners tegenwoor dig links laat liggen. Toch, als ik nu over de nieuwe rijksweg rijd en ik zie de Lange Jan trouw aan de horizon staan, dan fluit iK nog altijd de eerste maten van hef lied zachtjes tussen mijn tanden en ik denk aan Klaas Slagters, die weer rust in de weke bodem achter de Lange Zelke, met de asfaltlaag van een parkeerterrein boven zich. Voor goed, hoop ik, en in vrede. Ontwerper van het grondplan van het dorp Borssele Nadat door de St.-Felixvloed van 1530 West- Borssele onder water was geraakt een poging tot herdijking ging in november 1532 door een nieuwe stormvloed teniet heeft het tot 1616 geduurd voordat de polder opnieuw op het water werd heroverd. Het plan Op 25 augustus 1614 werd in de vergadering van de vroedschap van Goes door burgemeester Cornelis Adriaenszoon Soetwater een voorstel gedaan tot aankoop van de heerlijkheid Borsse le. Hij had, zo berichtte Soetwater, al contact gehad met de graaf van Hooghstraten, eigenaar van de heerlijkheid. Deze graaf had het plan opgevat de polder te herdijken, maar door zijn overlijden was het slechts bij een plan gebleven. Na de gebruikelijke „discoursen en rijpe delibera tie" werd besloten „de heerlijkheid Borssele ten deele of int geheel voor de stad te koopen". Het waren de burgemeesters Cornelis Soetwater en David van der Nisse, versterkt met mr Boude- wijn de Witte, die gemachtigd werden de nodige stappen te ondernemen. Verdere stappen Bijna een jaar gaat voorbij zonder dat we iets naders horen van de onderhanaelingen. Op 26 april 1615 kwam de vroedschap opnieuw, nu in een speciaal daartoe belegde vergadering, bijeen. Aangezien tijdens het vooroverleg iemand van de vroedschap het vertrouwelijke van de zaak niet al te serieus had genomen en uit de school had geklapt, werd opnieuw besloten dat de „heeren op hun eedt" moesten beloven te zwijgen. Burgemeester Soetwater bracht daarna verslag 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 12