Middenstand en winkelplanning in Zeeland
Drs. C. de Schipper
Op 23 maart j.l. had Vlissingen een belangrijke
primeur: de opening van het eerste Miro-zelfbe-
dieningswarenhuis in Nederland van het Albert
Heijn-concern. Deze gebeurtenis vestigt de aan
dacht op de ingrijpende wijzigingen die zich in
de afgelopen jaren in de kleine gevoelige schaal
verhoudingen van de winkelvoorziening in Zee
land hebben voltrokken. In dit crtikel zal o.a.
worden stilgestaan bij kwesties als het sanerings
proces in de detailhandel, de winkelplanning, de
positie van het grootwinkelbedrijf en de functie
van het stedelijk kernwinkelapparaat.
Sanering
Het aantal detailhandelsvestigingen vertoont in
Zeeland een dalende tendentie ondanks een gelei
delijke groei van de bevolking en de welvaart.
Het aantal verkooppunten daalde van 7183 per 1
januari 1960 tot 5969 per 1 januari 1967 en tot
5389 per 1 januari 1970. De sterkste daling heeft
plaats gevonden in de levensmiddelensector.
Nog steeds heeft Zeeland een hoge vestigings
dichtheid, n.l. 1 vestiging per 57 inwoners, bij een
landelijke verhouding van 1 op 73. Dit duidt
erop, dat Zeeland relatief vee! winkels in de
lagere omzetklassen heeft. Een deel van de
marginale winkelbedrijven is in de afgelopen
jaren in het kader van de hedrijfsbeëindigingsre-
geling (ontwikkelings- en saneringsfonds) opge
heven. Tot 1 januari 1970 zijn circa 700 aanvra
gen voor bedrijfsbeëindiging ingediend.
De bescheiden omvang van de totale Zeeuwse
bevolking en de brede spreiding daarvan hebben
ertoe geleid, dat het grootwinkelbedrijf in Zee
land betrekkelijk zwak vertegenwoordigd is.
Daarbij komt, dat om kostentechnische redenen
de minimum-oppervlakte normen voor nieuwe
vestigingspunten bij het grootwinkelbedrijf
steeds hoger zijn komen te liggen. Deze grotere
oppervlakten zijn eerst bij een bepaalde bevol
kingsomvang rendabel te exploiteren.
Van het grootwinkelbedrijf in enge zin zijn in
Zeeland slechts Vroom en Dreesmann (Middel
burg, Vlissingen) en de Hema (Vlissingen, Goes,
Terneuzen en Hulst) vertegenwoordigd met rela
tief kleine vestigingen. In ruime zin kunnen tot
hef grootwinkelbedrijf ook vestigingen als
Kreymborg (Middelburg), H. H. de Klerk (Vlis
singen) en Coster (Vlissingen) worden gerekend.
Voorts zijn er nog de grootwinkelbedrijven in de
levensmiddelensector: Albert Heijn, De Gruyter,
Hermans.
In de levensmiddelensector is de schaalvergro
ting in verschillende plaatsen wel sterk achterge
bleven. Opmerkelijk is bijvoorbeeld, dat de bin
nenstad van Middelburg geen enkele grote super
market kent. De grootste supermarket van Al-
bert Heijn tot dusver omvat 1200 m2 en bevindt
zich in het Zuidpoldercentrum van Terneuzen.
De nieuwe Miro-vestiging omvat ruim 5000 m2.
Het verschijnsel van de „witte schuren" d.w.z. de
primitief ingerichte op massa-verkoop toegespit
ste verbruikersmarkten kent men in Zeeland
niet. Het wordt wel enigszins benaderd door de
vestigingen van Jacques Hermans (Vlissingen,
Middelburg, Goes, Oostburg, Terneuzen, Axel),
welke een niet te verwaarlozen deel van de
markt hebben afgeroomd. Ook de omstreden
Agrimarkt in Goes-Zuid kan als een soort ver-
bruikersmarkt worden gezien.
Bepalende factoren voor de totale omvang en de
samenstelling van het winkelareaal in Zeeland
zijn
1. Het aantal inwoners en hun koopkracht.
De sterkste bevolkingsgroei heeft plaats gevon
den in de kanaalzones van Walcheren en van
Zeeuwsch-Vlaanderen. Het gemiddeld inkomen
(per inwoner) lag in 1965 in Zeeland 3752,
iets onder het nationale gemiddelde 3869,
Het gemiddeld vermogen daarentegen lag in
1964 in Zeeland 6081,duidelijk boven het
nationale gemiddelde 4735,De totale koop
kracht van de Zeeuwse bevolking kan voor 1970
geschat worden op circa 800 miljoen.
2. De bestedingen van de verblijfstoeristen.
Bij een aantal toeristische overnachtingen van
ruim 6 miljoen zullen de bestedingen van de
verblijfstoeristen bij de detailhandel circa ƒ50
miljoen bedragen.
3. De bestedingen van dagtoeristen c.q. kooptoe
risten.
Vooral de bestedingen van de Belgische kooptoe
risten in de winkelcentra van Sluis, Axel, Hulst,
Oostburg en Middelburg zijn van belang. Zij
bedragen jaarlijks enkele tientallen miljoenen
guldens.
4. Bepaalde investeringen ten behoeve van het
toerisme en het bedrijfsleven (inrichting zomer
huizen, kanforen, bedrijfspanden).
5. De afvloeiing van koopkracht naar elders.
52