De beschilderde grafkelders uit Aardenburg
stige verhoudingen aan de binnenstad toe en hoe
verhoudt deze functie zich tot andere functies.
Verschillende stadsbesturen in Zeeland hebben
lange tijd gestreefd naar een beperking van de
winkelvoorzieningen in nieuwe buurten en wij
ken en naar een kwalitatieve en kwantitatieve
versterking van het city-winkelapparaat. Recente
lijk is deze tendentie doorkruist o.a. door een
zekere neiging tot tegemoetkoming aan moderne
verkooptechnieken, waarbij een gunstige verkeers
technische bereikbaarheid belangrijker is dan
het aanleunen tegen de city. Vooral voor binnen
steden, die verkeerstechnisch minder gunstig lig
gen, kan een blijvende druk van maatschappelij
ke krachten verwacht worden tot decentralisatie
van de winkelvoorzieningen. Betekent een relatie
ve vermindering van de winkelfunctie een be
langrijk verlies voor de binnenstad? In sommige
gevallen zal dat zeker het geval kunnen zijn. Een
sterke winkelfunctie is essentieel om een city tot
ontmoetingscentrum, tot spanningsveld te ma
ken. Daarbij komt dat kleinere steden veelal
betrekkelijk weinig expansieve hoogwaardige
binnenstadsfuncties hebben. Dit kan vooral tot
uiting komen, indien in betrekkelijk korte tijd
grote saneringsplannen moeten worden „gevuld".
De uitbreidingsbehoefte m.b.t. financiële, handels-
en overheidskantoren en m.b.t. horecavoorzienin-
gen en culturele instellingen is op korte termijn
meestal beperkt. Aan de uitbreiding van de
parkeer- en verkeersfunctie van de binnenstad
zijn kostentechnische en architectonische gren
zen gesteld. Anderzijds zijn bepaalde functies
van de binnenstad duidelijk op hun retour of
aan een heroriëntatie toe: het wonen, het onder
wijs, bepaalde (hinderlijke) bedrijvigheidsvormen.
Niet alleen de winkelfunctie, maar het totale
functiepatroon van de binnenstad dient onder
werp te zijn van voortdurende stedebouwkundi-
ge en economische begeleiding.
Voorlichting
De detailhandel heeft naast de vele interne
bedijfsproblemen nog een loodzwaar „extern" pro
bleem: de invloed van de planologische ontwik
keling in het algemeen en van de winkelplanning
in het bijzonder op de individuele vestigings
plaats. Niet alleen de hoofdlijnen, maar ook de
details (bijv. parkeerverbod, eenrichtingsver
keer) van de planologische en stedebouwkundige
ontwikkeling kunnen van groot belang zijn voor
de perspectieven van de vestigingsplaats. Daar
om is een tijdige en objectieve voorlichting over
(voorgenomen) planologische accentverschuivin
gen voor de middenstand een goede zaak. De
voorlichting functioneert het beste wanneer er
een duidelijke vraag naar is. Misschien geldt
voor de Zeeuwse middenstand net als voor
andere Zeeuwse groeperingen dat de effectieve
vraag naar voorlichting onvoldoende tot uiting
komt.
Kritische Notities
Drs. W. P. Dezutter
Kanttekeningen bij een pas verschenen boek
Enige maanden geleden verscheen bij de N.V.
Uitgeversmaatschappij „De Tijdstroom" te Lochem
het boek „De geschiedenis van de laatste eer in
Nederland" van H. L. Kok.
Het werk vormt een vademecum van doods- be
grafenis- en rouwgebruiken in Nederland. De
schrijver schenkt ook enige aandacht aan Zeeland
en op enkele plaatsen zelfs aan Vlaanderen. De
uitgave werd typografisch netjes verzorgd ter
wijl de 326 pagina's tekst worden geïllustreerd
met meer dan 130 foto's.
In een dertiental hoofdstukken wordt in chronolo
gische volgorde de geschiedenis geschreven van
de dodencultus van prehistorie tot hedendaags
volksgebruik. In zijn geheel genomen kan dit werk
als een standaardwerk beschouwd worden, gezien
het sterk synthetisch karakter. Bepaalde onderde
len echter zijn zwak.
Voor het Nederlandssprekend taalgebied bestond
voorheen alleen de dissertatie van Renée Hirsch,
Doodenritueel in de Nederlanden vóór 1700, Am
sterdam, 1921 en het daarop sterk geïnspireerde
werk van Dr. C. van de Graft. De dodenbezorging
bij de volken van Europa, inzonderheid in Neder
land, verschenen in 1947 (I).
Ook in Vlaanderen zag nog nooit een dergelijke
studie in boekvorm het daglicht. Wel bestaan
over dit onderwerp uitstekende regionale bijdra
gen zoals van M. Cafmeyer (2), J. Pieters (3), M.
van Coppenolle (4) en meer algemeen van J. Cor-
nelissen (5).
Het werk van H. L. Kok brengt dan ook een schat
54