Dat dit niet waar is bewijst wel de indrukwekkende
lijst van Nederlandse vindplaatsen:
1.) Zeeuwsch-Vlaanderen
Aardenburg: St. Baafskerk en Mariakerk, St.
Anna ter Muiden. Axel (vermoedelijk), Hanne-
kenswerve, Hulst en Zuiddorpe. Dit gebied be
hoorde tot het vroegere graafschap Vlaanderen,
de bakermat van de middeleeuwse grafschil
derkunst.
2.) Overig Nederland
a. Provincie Zeeland.
Buttinge (Walcheren), Emelisse-Weie (verdron
ken plaats). Kapelle (Zuid-Beveland).
Middelburg: St. Maarten of Westmonsterkerk.
Het voormalig Augustijnen klooster. De Korte
Brug (buiten de Abdij)..
Waarde (Zuid-Beveland).
b. Provincie Utrecht.
Utrecht: St. Janskerk, Mariakerk, St. Pieterskerk.
c. Provincie Zuid-Holland.
Noordwijk-Binnen, 's-Gravenhage, Loosduinen
en Wassenaar.
d. Provincie Noord-Holland.
Egmond-Binnen.
e. Provincie Noord-Brabant.
St. Michielsgestel.
f. Provincie Gelderland.
Ellecom (13).
Het is spijtig dat het overigens zeer verdienste
lijke werk van H. L. Kok ontsierd wordt door dit
zeer zwakke hoofdstuk. Dit is mede te wijten aan
het feit dat hij nooit heeft kennis genomen van de
publicaties van J. van Hinte (14). Maar dan nog
blijft het onverklaarbaar waarom de auteur „plan-
tesappen" schrijft terwijl de door hem in de voet
noot aangehaalde studie van mevrouw s' Jacob
het duidelijk heeft over aardvervenl! (15).
1. J. J. Fahrenfort en C. van de Graft, Dodenbezorging en
Cultuur, deel II. Amsterdam, 1947.
2. M. Cafmeyer, Van doop tot uitvaart. Brugge, 1958.
3. J. Pieters, Doods-, begrafenis- en rouwgebruiken in het
Arrondissement Dendermonde. Gent, I960.
4. M. van Coppenolle, Uitvaartgebruiken in Westvlaanderen.
In: Volkskunde, 10e jrg. 1951, Nieuwe reeks, no. 3, pag.
97-134.
5. J. Cornelissen Doods-, begrafenis- en rouwgebruiken, een
folkloristische studie. In: Tijdschrift voor geschiedenis en
folklore, 3, 1940, pag. 5-58.
6. Voor Zeeland had de auteur veel informatie kunnen in
winnen door de raadpleging van het Woordenboek van
de Zeeuwsche Dialecten. Den Haag-Brussel, tweede druk,
1968.
7. In Aardenburg en Sluis werd kistbegraving vastgesteld, in
Hannekenswerve echter plankbegraving.
Kok die zich beroept op dr. P. Glazema heeft in dit geval
een verkeerde keuze gedaan. Glazema, De dodenbezorging
in de middeleeuwen. Het Begrafeniswezen, 19e jrg. 1964,
no. II spreekt op pag. 190 zichzelf tegen omdat hij het
eerst over kisten heeft en daarna over planken.
8. Volgens M. de Man werden op het platteland van Wal
cheren tot omstreeks 1930 de doden nog, in een laken
gespeld, begraven, cfr. M. G. A. de Man, Worden op het
platteland van Walcheren de dooden nog, in een laken
gespeld, begraven? In: Archief Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, Middelburg, 1933, pag. 47-50.
9. H. E. 's Jacob, Beschilderde middeleeuwse grafkelders te
Aardenburg en Sluis. Bulletin van de Koninklijke Neder
landse Oudheidkundige Bond, 6e serie, jrg. 8, afl. 4,
1955, kol. 125-150.
10. A. J. van Bork-Feltkamp, Anthropologica uit oude Zeeuw
sche begraafplaatsen. Archief Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen. Middelburg, 1965, pag. 21-23, pag. 43 en 48
met fig. 1.
11. Zie: W. P. Dezutter, De beschilderde middeleeuwse graf
kelders in Zeeuwsch-Vlaanderen. Onuitgegeven dissertatie,
Rijksuniversiteit Gent, 1970, pag. 275-277.
12. Laboratorium voor oecologie, biografie en algemene bio
logie.
13. W. P. Dezutter, op. cit. pag. 89-93. Behalve in Nederland
en België werden nog beschilderde grafkelders gevonden
in Duitsland en Frankrijk.
14. J. van Hinte, Grafschilderingen en symboliek. Fibula,
jrg. 7, 1966, no. 3, pag. 46-59.
J. van Hinte, 1000 jaar St. Baafs Aardenburg. Aardenburg,
1969, pag. 17-28.
15. H. E. 's Jacob, op. cit. kol. 129.
56