Bovendien is er nog meer: het Land van Saeftin- ge is opgebouwd uit jonge brakke aanslibbingen in voormalig, grotendeels weggeërodeerd polder land onder eeuwenlange ongestoorde estuariene invloed. Hierdoor is een betrekkelijk grote ver scheidenheid in bodemprofielen. Door sedimen tatie en erosie een sterk dynamisch landschap met veel reliëf door kreken, oeverwallen en kommen, zowel in grootschalig als kleinschalig verband. Het is het enige brakke terrein met natuurlijke vloed- en ebkreken (de laatste zon der oeverwallen). Door de uitgestrektheid is het Land van Saeftinge een milieukundig, cultuurhis torisch en planologisch onvervangbaar natuurge bied. Het krijgt de hoogste waardering in de prognose voor het jaar 2000+ op de milieukaart voor Zuidwest - Nederland. De voor de Delta-dammen zich vormende gebie den zullen zeer belangrijke biologische functies gaan vervullen. Zij zijn evenwel door de onze kerheid ten aanzien van de tijdsduur, de aard en de omvang waarop zij zich zullen ontwikkelen niet als vervangende terreinen in strikte zin op te vatten. Planologie Hieronder worden alleen enkele raakvlakken met het landschap besproken. De ruimtelijke ontwikkeling van een éénzijdig agrarisch naar een veelzijdiger stedelijk land schap heeft de nodige gevolgen voor het land schap. Het is daarbij van belang voortdurend te beseffen dat alles samenhangt, zoals bijvoorbeeld natuurlijke rijkdommen gezond milieu, goed leef- en werkklimaat goede arbeidsproduktie. Dit zijn alle doelstellingen van het streekplan. Indien men haven- en industrieterrein wil ont wikkelen, dient daarvoor de beste plaats gekozen te worden. Planologisch, waterstaatkundig en nautisch wijst dit op Ossenisse. Bij Ossenisse zijn behalve landbouwgebieden ook natuur- en recreatieterreinen betrokken, die 10 procent van de oppervlakte beslaan. Dit is boven het landelijk gemiddelde. Het Land van Saeftinge is planologisch geen alternatief voor Ossenisse. Het Sloegebied is dat wel. Dat wil dus zeggen, dat men Ossenisse wil of anders alles concentreert op de kanaalzone. In dit laatste geval moet men de gevolgen ten aanzien van de ontwikkeling langs de Schelde- oevers bij Antwerpen nauwlettend volgen. De opbouw van het industrielandschap vraagt om nader onderzoek. Groenzones kunnen hierbij van nut zijn, mits niet louter visueel (als camouflage) toegepast, maar functioneel gehan teerd ten behoeve van integratie met woon- en landbouwgebieden. De stedelijke ontwikkeling zal van primairei kwaliteit blijven en niet alleen als een opvangge- bied voor arbeidsplaatsen van de industrie moeten worden opgevat. Dit impliceert een integratie met het stedelijk milieu enerzijds en in het landschap anderzijds. Ook hier moet een vrije ideeënvorming plaatshebben. Conclusie Er is landschapsonderzoek nodig voor het gehele Westerschelde-estuarium (inclusief Antwerpen) en voor het inaustrielandschap in het bijzon der. De landschapsbouw moet gebaseerd zijn op inzichten in de samenhang qua structuur en functie van wonen, werken en verbinden. Planologisch is het Land van Saeftinge geen alternatief voor Ossenisse ten aanzien van indu strievestiging. Het Sloegebied is dit wel. Nauwlettend dient de haven- en industrie-ontwik- keling vanuit de Antwerpse agglomeratie te wor den gevolgd. Het Land van Saeftinge heeft onvervangbare biologische functies voor het gehele Wesferschel- demilieu. De zorgelijke milieu-hygiënische situatie van de Westerschelde verdient op het hoogste niveau aandacht. Tenslotte, maar niet ten laatste, is de milieu hygiëne een sociaal-hygiënische opgave. Niet alleen industrie én landbouw, maar ook produ cent en consument zullen kwaliteitsbewust moe ten gaan samenwerken. Dan is er voor de landbouw in dit prachtige landschap nog een zegenrijke taak weggelegd. 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 22