Walcheren en ter Goesland mee Leggen tegen over zee, Maar 't geen hier meest drukt ten kwade Is een jaarelijkse schade, De zee d'Hoofdplaat ondermijnt En van jaar tot jaar verkleind, De gelanden veel betalen Voor werkloon als materialen, Schoon zinkwerken ben geleid Raken echter 't voorland kwijt, Of wat baten inlaagdijken 't Ondermijnen doet bezwijken, Dees zeelast tot tegenstand Raakt ons heele vaderland, want de landlien altemaalen Moeten subsidie betalen, En zoo ondervinding leerd, word de zee niet afgekeerd, Dus speurd men dat hier veel weetren, weinig met al 't werk verbeetren, Hier schiet al't vernuft te kort Kostbaarheid onkosten word. Men kan dit rijm onder de titel Hoofdplaat terugvinden in het Kadzandsche liedeboek, in zich bevattende onderscheidene liederen. Het is tot vermaak der jeugd bijeengebracht door Abra ham Vermeulen te Cadzand, en gedrukt bij J. Moens te Middelburg in 1828. Uit dit rijm blijkt duidelijk dat het met de polder niet voorspoedig ging. De in 1779 voltooide polder kreeg al spoedig de stroomaanval te verduren, die aanlei ding gaf tot dijkvallen en oeverafschuivingen. De Hoofdpolder bestond uit twee delen Zeeland en de Generaliteit waarover een heftige strijd is gevoerd. Dit hield verband met de rechten van aan- en opwas, die met name mr. Willem Schorer in de pen heeft doen klimmen om de rechten van Zeeland op rechtsgronden te doen claimen. „Zeeland beschouwde den bodem als een eiland in de Schelde opgewassen en daarom een eigendom van de provincie. De Generaliteit als een aanwas van Staats-Vlaanderen, of liever voor overblijfselen van verdronkene door de zee ingezwolgene gronden, daarom een eigendom van het gemeenebest." Het is een omschrijving van het Aardrijkskundig Woordenboek der Ne derlanden, door A. J. van der Aa, bijeengebracht (1844). Ter markering van de grenzen tussen Zeeland en de Generaliteit heeft men na de bedijking vijf limietpalen gesteld, waarvan er thans nog twee over zijn en wel de nummers drie en vier. Wij hebben de grenspalen niet in de Voorlopige lijst van monumenten kunnen terug vinden, maar zij zijn zeker waard om behouden te worden. Het beste zou zijn ze naar het vroegere gemeentehuis te IJzendijke over te brengen, waar men van plan is een oudheidka mer in te richten Van der Aa vermeldt verder dat in 1795 de eerste inlaag werd gelegd en ieder jaar grond werd verloren. In het eerste kwart van de vorige eeuw vreesde men „dat het dorp zelf in de baren zoude wegzinken en de inwoners sliepen niet gerust meer". Men kwam in een toestand te verkeren, dat de Zeeuwse grondeige naren door schrik bevangen, hun gronden voor spotprijzen verkochten, „waardoor gelukkige spe culanten schatrijk geworden zijn". De man, die met succes de dijken heeft verdedigd, door een stelsel van vaste punten vooruitgeschoven of overgebleven dijksgedeelten versterken toe te passen, is Abraham Caland geweest. Om nog een keer Van der Aa te citeren: „Door den onver- moeiden ijver en grondige kennis van den Hoofd-lngenieur van den Waterstaat, en de ver bazende sommen, die men daaraan heeft kunnen besteden, schijnt het gevaar geweken te zijn". De eerste bewoners van de nieuwe polder waren boeren en arbeiders. De boeren voor het meren deel protestant, de arbeiders, voor het grootste gedeelte afkomstig uit België, katholiek. Als er dan een kerk gebouwd moet worden, is het voor die tijd vanzelfsprekend een Hervormde, die in 1785 in gebruik wordt genomen. De katholieke arbeiders gingen naar IJzendijke ter kerke, maar die was veel te klein. Zij moesten op de komst der Fransen wachten, voor er een eigen kerk kwam (1795). Deze kerk in Hoofdplaat dat in de kerkelijke stukken Plata Capitalis wordt ge noemd werd toegewijd aan de H. Eligius (St. Eloy), die zich zeer beijverd heeft voor de kerstening van deze landen in de vroege middel eeuwen. Een grotere kerk bleek al spoedig noodzakelijk, maar het zou tot 1861 duren, eer het nieuwe gebedshuis kon worden ingezegend. Leden van de families Temmerman en Thomaes gaven vorstelijke geschenken. Sophia Amelia Temmer man schonk de preekstoel en het orgel. Toen het 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 27