overtuigende bewijs leveren dat de navolger van
Pythagoras (plm, 500 v. Chr.), Aristarchus (310-230
v. Chr.) gelijk had met zijn theorie over de
beweging van de aarde.
Lansbergen verdedigde in 1619, r«n ver daarvoor,
ook deze theorie. Hij bevond zich inderdaad op
de tweesprong.
Van Aristarchus is het maar een stap naar
Copernicus. En toch was de continuïteit verbro
ken voor meer dan vijftienhonderd jaar. We
weten nu hoe dit gebeurde; als we ook precies
weten waaróm het gebeurde, dan zouden we
waarschijnlijk het geneesmiddel gevonden heb
ben tegen de ziekten van onze tijd (5).
Lansbergen de astronoom
Toen Philippus in 1629 zijn boek over de dage
lijkse en jaarlijkse loop van de aarde uitgaf,
moet dit het resultaat geweest zijn van een
langdurige en systematische voorbereiding op
deze publikatie. Zonder te willen beweren dat de
datum van elke publikatie een bepaalde studie
afsloot, kan men toch aan de hand van die
datums een zekere ontwikkeling in zijn werk
gadeslaan.
Om te kunnen bewijzen dat de aarde om de zon
draait, moet men eerst de wiskunde kennen.
Daarvan getuigen zijn publikaties „Triangulorum
geometriae" (1591) en „Cyclometriae Novae"
(1616). Het eerstgenoemde werk gaat over de
meetkunde, driehoeksmeting en boldriehoeksme-
ting. Bovendien bevat het een volledig uitgewerk
te trigonometrische tafel. Dit werk werd door
Kepler een „gouden stelling" genoemd.
De Cyclometriae Novae, die 25 jaar later ver
scheen maar reeds eerder geschreven was, is een
regelrechte afwijziging van het werk van Scali-
ger. Het eerste deel van dit boek behandelt zeer
uitvoerig de afmetingen van de cirkelomtrek, het
tweede deel geeft het bewijs voor de oppervlak
te van de cirkel. De omtrek verhoudt zich tot de
straal, zoals Archimedes reeds bewijst, als 22
staat tot 7 en niet, zoals in de bijbel staat, in een
verhouding van 3 staat tot 1 (1 Kon. 7:23 en 2
Kron. 4:2) Daarom, zegt Lansbergen is 't dan
't eenemael buyten het wit van de H. Schrift dat
men de saken die de Meet-konst ofte Sterre-
konst aengaen; uyt de H. Schrift wilt bewijzen...
maar uyt de Meet-konst selve moeten bewesen
Overzicht van de tijden waarin de verschillende personen leefden.
t5oo l53o lóco lóso
1 I1L—
Pythagoras 5o2-507 v.Chr.
Aristarchus 310-230 v.Chr.
Ptolomeus 85-I0I
Copernicus 1'173-15^3
Tycho Erahe 15'lo-l601
Simon Stevin 15'iS-l620
Philippus Lansbergen 1561-1Ó32
Galileo Galilei 15ÊA-l6'»2
Johannes Kepler 1571-1630
Isaac Newton l6't2-1727
Op de achtergrond Middelburg met de Abdijtoren
worden Want de prophete Moses, die dese
konsten seer wel verstaen heeft/en heeft de
selve niet geleert uyt de H. Schrift/maer van de
Egyptenaeren.
In 1619 publiceerde hij voor het eerst iets over
de stilstand van de zon en de draaiing van de
aarde. Zelf noemt hij dit boek „progymnasmata
de motu Solus". Hierin verdedigt hij de leer van
Copernicus. Deze theorieën zullen hem ongetwij
feld eerder bekend geweest zijn. Dan zien we de
lijn in zijn studie verder doorlopen. Om na de
signalering van Copernicus nauwkeuriger metin
gen te kunnen verrichten, had hij een instrument
nodig. Welnu, in 1620 de „Verklaeringhe van het
gebruik des astronomischen en geometrischen
quadrants".
Met dit instrument kan men allerlei noodzakelij
ke hemelmetingen verrichten. De platte sphae-
re van Ptolemaeus, anders astrolabium genaemt
beschreef hij in een van zijn brochures. Deze
werd in die dagen nog veelvuldig gebruikt om
afstanden van hemellichamen te bepalen.
Dan gaat hij aan hel meten en verzamelen,
welke studies uitmonden in zijn bewijzen voor
de beweging van de aarde en de stilstand van de
zon; en de afmetingen en het aanzien van het
heelal.
De „Bedenckingen, opden daghelijcksen, ende
jaerlijcksen loop van den Aerdt-cloot" (1629)
QVADRANTS.
T Hl LIEP l LjtNSBEItqU.
De Hemelen vertellen deecrc Ceds.
39