van mejuffrouw Van den Broecke, waar wij per huifkar heengingen en de hele dag heerlijk in het lange gras mochten rollen. Bij het afscheid kreeg ieder van ons een peer, die in mijn herinnering voortleeft als de grootste en sappig ste, die ik ooit gehad heb. Uit een Duitse thema herinner ik mij de zin: „Frische Luft und gute Nahrung sind Lebensbe- dürfnisse," terwijl een eveneens Duitse professor de stelling poneerde, dat de mens is wat hij eet. Op het oude „Zonneveld" leefde men naar deze opvattingen. Over de frisse lucht heb ik het al gehad; ook het eten was gezond en overvloedig, al zou ik geen menu meer weten te noemen. Wèl herinner ik mij, dat wij elke morgen enige vervaarlijke Zeeuwse tarweboterhammen kregen te verwerken, dik besmeerd met rinse appel stroop. Al gauw kon ik deze laatste echter niet meer zién, en toen de zwijgende wilsoplegging van de ontbijtzuster niet meer toereikend bleek om mij dit voedsel te doen verorberen, openden zich onder intense belangstelling van mijn tafelgenootjes de deuren van de kast en moest ik weer eens ondervinden, dat ook op „Zonneveld" het recht van de sterkste gold. Ja, ja; het „dwingt ze om in te gaan" was de beleidslijn, die zéker in de eerste decennia van onze eeuw algemeen gevolgd werd bij opvoeding en onderwijs, en „Zonneveld" maakte hierop geen uitzondering. Ter bevordering van ons ziele- heil werd dan ook aan het bidden bij de daarvoor in aanmerking komende gelegenheden streng de hand gehouden. Niet altijd wist ik de daarvoor vereiste aandacht op te brengen; voor al niet als wij met een wolvenhonger aan tafel gingen na een middag aan zee. Zo moest de zuster eens ontzet constateren, dat ik het „a- men" niet kon uitspreken, omdat ik een hardge kookt ei voortijdig in de mond gestoken had. Voor mij beperkte geneeskundige bijstand zich ge lukkig tot een minimum, namelijk tot het wekelijks onderzoek, dat op „Zonneveld" werd verricht door dr. Vaandrager uit Domburg. Hem herinner ik mij cils een erg vriendelijke man, die mij op de gebrui kelijke manier beklopte en beluisterde en mij zo nu en dan een blauwe vloeistof deed opsnuiven ter verdrijving van de verkoudheid. Al spoedig mocht ik het bed verlaten en meedoen met de andere patiëntjes, wier aantal nog maar klein was; ik schat een zes of zeven. Op het spreekuur op „Zonneveld" werden hem geregeld de resultaten getoond van onze voeding, die op onze kaarten werden aangetekend met een groot of een klein kruis, al naar naar de omvang. Buitendien was het wekelijks beklimmen van de weegschaal voorschrift; de toename van het gewicht werd evenals de snelheid bij schaatsenrijders in duizendsten gemeten. Ongetwijfeld waren er, behalve mejuffrouw Van den Broecke, de zusters en de dokter, nog anderen die voor ons welzijn zorgden en ertoe bijdroegen, dat wij ten leste herstelden. Vreemd genoeg is zelfs de schim van herinnering aan hen verdwenen. Of komt dit misschien daardoor, dat wij geen toegang hadden tot andere vertrekken van de villa dan de eet- en slaapzalen, de speelkamer (voor slecht weer; werd 's zondags om de 14 dagen ook als ontvangkamer voor de ouders gebruikt), en bij bijzondere gelegenheden de kamer van mejuffrouw Van den Broecke? Daardoor konden wij praktisch niet met anderen dan de vorengenoemden in aanraking komen. Het was dan ook een hele gebeurtenis, toen na enige tijd de bovenramen van de slaapzalen door enkele werklui werden vervangen door tuimel raampjes en wij dus even met „de wereld daarbuiten" in aanraking kwamen. Na ruim zestig jaar terugziende op mijn verblijf in „Zonneveld," vervult mij een grote dankbaar heid jegens allen, die mij (en vele anderen) de gezondheid hebben weergegeven. Mejuffrouw Van den Broecke: een lieve dame, streng maar rechtvaardig; zuster Commender: altijd goed lachs, maar niet met zich latende spotten; de andere zusters, de dokter zij allen hebben zich voor de patiëntjes van het oude „Zonneveld" uitgesloofd, waarvoor hen hier oprechte hulde worde gebracht. 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 17