Zeeuwse kroniek M. P. de Bruin RTM „Objectief beschouwd waren van de RTM-verbin- dingen, die met Schouwen en Duiveland het minst geslaagd. De verbinding van dat eiland met Roosendaal was slecht, de verbinding met Rotterdam kostte veel tijd en werd gehandicapt door het grillige vaarwater waarvan de boot Zijpe - Numansdorp gebruik moest maken". Het is de slotzin van het vierde hoofdstuk van het pas verschenen werk van de hand van drs A. Dijkers: De Rotterdamsche Tramweg-Maatschap pij op de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden (Leiden, E. J. Brill). In de inleiding wordt vermeld dat deze tramwegmaatschappij de ex ploitatie van tramwegen langer heeft volgehou den in totaal bijna 87 jaar dan enige andere maatschappij. Naast de tramwegexploita tie heeft zij zich ook bezig gehouden met stoombootlijnen. Hoewel de RTM de eilanden nieuwe vervoermogelijkheden heeft gegeven, te vreden is men er in het algemeen niet over geweest. Een beetje filosofisch vervolgt de schrijver, dat vervoeren nu eenmaal moeite kost en vervoerd worden helaas nog altijd ook. VERBINDINGEN De tramweg Zijpe-Zierikzee-Brouwershaven werd in 1900 geopend, evenals de lijn Steenbergen - Anna Jacobapolder. Vervolgens kwamen er in dat jaar drie stoombootlijnen Anna Jacobapolder - Zijpe, Zijpe - Oolgtensplaat - Numansdorp Haven en Zijpe - Stavenisse. In 1915 werd de lijn Brouwershaven - Burgh aangelegd. De exploita tielengte van het tramwegnet op alle eilanden bedroeg na de voltooiing van de lijn naar Burgh 235 km. Het aanzien van de eilanden werd veranderd door de bouw van bruggen en brugjes en het maken van coupures in heel wat dijken. Problemen waaraan men thans niet zou denken, zoals de watervoorziening, moesten worden op gelost. Omstreeks 1900 was op de eilanden geen openbare waterleiding aanwezig, terwijl het sloot- en grondwater te brak was om als ketel water dienst te doen. Speciale wagons, die 10.000 liter water konden bevatten, werden in gebruik genomen om de tanks der locomotieven bij te vullen. „In de groep Zeeland werd voor het ene traject water geput (met een stoompomp) uit de singel te Steenbergen, voor het andere werd een bron aangeboord aan de Kloosterweg bij Schuddebeurs; toen de lijn doorgetrokken was naar Burgh, is de laatstgenoemde winplaats ontmanteld, omdat bij Burgh duinwater gewon nen kon worden'. ECONOMISCHE GESTELDHEID Wat ging de RTM vervoeren? Op de grondsoort na zeeklei was het eilandengebied bezuiden Rotterdam niet homogeen. De verschillen lagen in de bereikbaarheid van afzetmarkten, verkavelings- en ontwateringssituaties, historische ontwikkeling en conservatisme. Belangrijke verschuivingen waren opgetreden. In Zeeland, maar ook op de Zuidhol landse eilanden was de meekrap zeer belangrijk geweest. In de plaats hiervan kwamen vooral de suikerbieten, maar ook vlas, koolzaad en aardap pelen. Uienteelt en vlas vond voornamelijk op Duiveland plaats. Veeteelt werd vooral op Schouwen bedreven. Visserij had de grootste omvang te Bruinisse. Nieuw waren de suikerfa brieken, een in Steenbergen, bereikbaar voor de RTM, in 1902 kwam er een fabriek in Oud- Beijerland, gevolgd door een in Puttershoek in 1913. Meestoven werden voor het drogen van produk- ten, onder andere cichorei, gebruikt. Vlasserijen waren er te 's-Gravendeel in de Hoekse Waard en te Dreischor. Rotterdam oefende een enorme aantrekkings kracht uit, het was een soort eenrichtingsver keer: 's morgens naar Rotterdam en 's middags terug. Omgekeerd trok het agrarische eilandenge bied weinig bezoeken van buiten aan. In de verschillende groepen: Hoekse Waard, Zeeland, Voorne en Putten, Flakkee, bereikte het reizi gersaantal een zeker niveau dat paste bij de lengte der lijnen. Zeeland bleef waf achter met over 1901 - 1903 236.000 reizigers per jaar, over 1912 - 1914 238.000. Wat het goederenvervoer betrof: op de lijn Steenbergen - Brouwershaven werd reeds in 1902 20.000 ton vervoerd, later kwam de groep Zeeland achter te liggen: in 1909 Hoekse Waard 100.000 ton, Zeeland ruim 50.000 ton. Van het totale vervoer na 1910 bestond 40 procent uit suikerbieten, een enorme drukte in enkele maanden tijd. Verder waren stukgoed, melk, aardappelen en vee belangrijk. Vlas werd weinig vervoerd, evenals vis. De vissers veilden hun vangsten in Rotterdam, Scheveningen of IJmuiden. Een sterke concurrent voor de RTM was het schip. SNELHEID De snelheid waarmee mocht worden gereden was volgens de wet van 1880 betreffende de openbare middelen van vervoer, uitgezonderd de spoorwegdiensten, beperkt tot 15 km per uur, in 1889 tot 20 km. In 1900 kwam er een nieuwe wet voor het gebruik der spoorwegen met 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 27