„Zo, zoek je het weer eens in de geschiedenis?" zei hij. Ik voelde me onzeker, wist niet wat te antwoor den. Ik was immers op zoek naar „Jaapje", maar in 1929 zei een jongen nog niet zo gemakkelijk tegen zijn leraar dat meneer het bij het verkeerde eind had. „Goeie keuze", moedigde de man aan. „Professor Blok zou het wellicht niet onderschrijven, maar heus, een goed boek". Na zo'n aanbeveling kon ik Van Loon nauwelijks nog terugzetten en „Jaapje" liep per slot niet weg. Dus nam ik „The story of Mankind" mee, in Nederlandse vertaling. Het boek verwarde me. Ik had, in het laatste jaar van de lagere school, P. Louwerse gelezen: „Geïllustreerde Vaderlandsche Geschiedenis". Op de kweekschool maakte ik kennis met het leer boek van Pik. „De tweedelige Pik", zeiden we, ook toen al met een lachertje. Uit de boekerij van lokaal III las ik „Van oude voyagiën", door M. G. de Boer. En uit de provinciale bibliotheek kende ik „Balthasar de Moucheron" van N. G. de Stoppelaar. Verder een paar van Jorissens ge schiedkundige opstellen en enkele gelegenheids geschriften. Ik vond dat de meeste historici slecht schreven, in een verouderde taal vol gemeenplaatsen: het vuig verraad en het schandelijk schelmstuk, de ongeëvenaarde stoutmoedigheid en de onuitwis bare haat, tot overmaat van ramp! Ik had ook de „Tien jaren" van Fruin gelezen. Fruin schreef in klare, doorzichtige zinnen; zijn germanismen nam ik op de koop toe. Ja, Fruin was van hoger orde, hij leefde om zo te zeggen boven de boomgrens. Verder reikte mijn onderscheidingsvermogen niet. In mijn zeventiende jaar onderkende ik nationalistische tendens noch religieus getuigenis of politiek standpunt in enige historische verhan deling. In dit onkritisch-historisch stadium boog ik mij over Van Loons Geschiedenis der mensheid'. Van Loon, die meer sprak dan schreef, in gewone woorden, met een overvloed van gemak kelijke humor en duidelijke ironie, vanuit een eenvoudig te verstaan ideaal: Alle Menschen werden Brüder. Bij Van Loon ontdekte ik voor het eerst een visie op de geschiedenis; alle ellende op aarde vond bij deze auteur haar oorsprong in domheid en onverdraag zaamheid. Links en rechts, bij vrienden en volwassenen, informeerde ik naar Van Loon en zijn werken. Verschillenden kenden het boek dat op mij zo'n indruk had gemaakt, enkelen wisten daarenbo ven iets van de man zelf te vertellen: hij woonde namelijk vlakbij, in Veere. Hendrik Willem van Loon werd geboren in Rotterdam. Nauwelijks meerderjarig, emigreerde hij in 1903 naar Amerika. Jaren van strijd om het hoofd boven water te houden, daarna in korte tijd bekend en vermogend geworden door het succes met zijn populair-historische boeken. Tegen het eind van de jaren twintig keerde Van Loon in Nederland terug. Hij kocht een huis in Veere, De Houttuin. Daar bereidde hij nu een nieuw werk voor, over Rembrandt. „De vent is schatrijk" zeiden de Middelburgers met respect. „Hij geeft een zilveren beker voor de ringrijderij, net als de koningin". Toegeeflijk glimlachend voegden zij er aan toe: „Het is een beetje een zonderling. Hij stapt 's morgens in zijn zwembroekje het huis uit, steekt de kaai over en plonst pardoes in de haven. En zijn vrouw die rijdt in een twoseater rond. Als een wildeman vliegt ze door de Langedelft, stopt voor de Gouden Zon, slaat daar een paar borrels achterover en jakkert weer terug naar Veere. Jimmy heet ze." Ik besloot contact te zoeken met de grote man. Meer dan een ingeving is er aan dit besluit niet voorafgegaan, tussen droom en daad stond zel den iets in de weg. Ik schreef een schooljongensbriefje, dat ik na tweeënveertig jaar graag nog eens lezen zou. Vast en zeker heb ik eerst mijn bewondering geuit over „De Geschiedenis der mensheid", even zeker heb ik Van Loon toevertrouwd, dat ik geschiedenisleraar wilde worden. Binnen enkele dagen ontving ik antwoord, een getypte brief in een enveloppe met het wapen van Veere. Geen datering, geen bovenschrift; het poststempel wijst uit dat het schrijven 14 okto ber 1929 verzonden werd. De inhoud: „Wanneer u niets anders te doen hebt ga dan Dinsdag op de fiets zitten en kom hier om half zeven van den avond een doode visch of zooiets eten en dan zullen we over Geschiedenis praten. Hendrik Willem van Loon". „Trek je goeie pak an als je naar die meneer gaat", zei moeder. „En blijf niet te lang plakken", voegde vader er aan toe. Ik vulde mijn carbidlantaarn en deed een paar broeksveren aan. Op de bagagedrager bond ik 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 6