Maandag. veers Holland. Wanneer u nieta anders te doen hebt ga dan Dinsdag op de fiets zitten en kom hier om hplf zeven van den avond een doode visc'n of zooiets eten en dan zullen we over Geschiedenis praten werd aan haar voorgesteld dat geschiedde, tot mijn grote opluchting, terloops. Mrs. Van Loon was zo de kamer weer uit, keerde direct daarna terug om te zeggen dat we over enkele minuten aan tafel konden gaan. Zij bukte naar het deurtje van een lage kast, schonk zich een aperitief in, maakte een uitnodigend gebaar naar haar man. Die schudde het hoofd. Ik ben er bijna zeker van dat hij verstek liet gaan vanwe ge zijn jeugdige gast. Een vrouw in Walcherse dracht diende op het moet Jo Verlinde wel geweest zijn, die in „Pioniers der vrijheid" herhaaldelijk als keuken prinses optreedt. Zij zat niet mee aan tafel. Van het menu herinner ik me nagenoeg niets. De „doode visch" leeft alleen voort in de brief, ik kan niet eens vertellen of hij gestoofd dan wel gebakken was. De Van Loons dronken een glas wijn, ik bedank te omdat ik geheelonthouder was. „Total abstai ner", lachte Mrs. Van Loon. Ze zei dat ze het verstandig van me vond en schonk victoriawater voor me. „I thank you very much, mrs. Van Loon". Mijn gastheer vertelde dat hij een boek over Rembrandt schreef. „Dat heb ik gehoord", zei ik. Van Loon legde het viscouvert neer. „Dat heb je gehoord? Waar? Van wie?" „In Middelburg, op de provinciale bibliotheek geloof ik". Ik wist het heel zeker en mijn zegsman kende ik bij naam, maar ik voelde er niets voor die te noemen. „Zeg Jimmy, heb je het gevolgd? In Middelburg praten ze al over mijn Rembrandtboek." Even later vroeg hij: „Dan weet je natuurlijk ook dat ik in ons lieve vaderland niet serieus wordt genomen". Gelukkig wachtte hij geen antwoord af. Volgens de geleerden was hij niet geleerd genoeg, zei Van Loon. Hij was er evenwel van overtuigd dat zijn populair opgediende geschiedverhalen zou den bijdragen tot de vorming van menselijke mensen, verdraagzame wezens. Voor honderddui zenden schreef hij, letterlijk voor honderdduizen den; de oplagen van zijn boeken bewezen het. „Alle historieschrijvers van Nederland bijeen hebben nog niet zoveel boeken gesleten als ik alleen". Na de maaltijd keerden we op onze oude plaatsen terug. „Houd je van muziek"? Ik schrok. In de concert- en gehoorzaal had ik de Mattheuspassion beluisterd, sommige delen twee of drie keer, want het was tijdens een generale repetitie daar mochten de kwekelin gen heen op een kaart van een dubbeltje. Verder had het Middelburgs muziekkorps voor mijn muzikale vorming gezorgd, tijdens de zomercon- certen op de tent: Rossini, Verdi, Léhar en Hoffmanns Erzahlungen. Hield ik van muziek? Ik knikte zo overtuigend mogelijk, maar Van Loon had me de rug al toegekeerd om de grammofoon op te draaien. Hij had de machinerie in een vat doen bouwen, ik veronderstel een wijnvat. „Dit is een plaat van William Byrd, Engels componist van circa 1625. Hij heeft prachtige cembalomuziek geschreven". Ik vond het mooi, zo mooi als Verdi en de anderen. Van Loon luisterde met gesloten ogen, het hoofd achterover tegen de stoelleuning; zo zat hij nog toen de naald al enige tijd krassend over het hart van de plaat sleepte. „Heel mooi", zei ik. Hij knikte tevreden. „Engelse renaissance, Virgi nal beter gezegd". 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 8