Ogenschouw L. W. de Bree M. P. de Bruin foto's: C. A. L. Kot vis (Motto: 't bekijken is een schone zaak en schenkt het mensdom veel vermaak.) Een grauwe avond, de wind baldadig en regen flarden langs de straatlantaarns. We staan in de Vlissingse Paul Krugerstraat, voor een naargees tig, verveloos gebouwtje, dat na velerlei maat schappelijke bestemming nu dienst doet als bedrijfsmuseum. Geen naambord, geen bel. Heb ben we ons in het huisnummer vergist? Nee, het klopt: zeventig. De deur wijkt bij de eerste voorzichtige poging haar te openen. Achter die deur schijnt licht, royaal licht. Schotten vol prenten en blinkende uitstalkasten: dit is het kappersbedrijfsmuseum van Nederland. Tussen haarwerken en permanenttoestellen staat de heer F. ter Poorten, kapper hier ter stede, daarenboven mede-oprichter en conservator van het ambachtskabinet. Met het uitnodigend ge baar dat bij zijn beroep past, biedt hij ons de beste stoelen aan waarover hij in deze ruimte beschikt, zware houten oliepompstoelen uit een scheersalon van omstreeks 1890. Het zijn com fortabele zetels met verstelbare hoofdsteunen, overigens nog zonder keerbare zitting. Fotograaf Kotvis is al in de weer met statieven en lenzen. Ter Poorten schikt zich in stoel nummer twee en zegt: „Gereed voor ondervra ging" „Meneer Ter Poorten, het museum is meen ik eigendom van de Nederlandse Kappersbond. Hoe komt het nu dat de antiquiteiten van uw organisatie in Vlissingen zijn uitgestald?" „U mag dat toeschrijven aan de omstandigheid dat de gemeente Vlissingen tot twee keer toe voor onderdak heeft gezorgd: eerst in het Bur gerweeshuis en nu in dit gebouwtje Ter Poorten kan van mijn gezicht aflezen dat 118

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 10