Tessa: „In september zeggen we: dat nooit weer,
maar tegen het eind van de winter kijk je er
heel anders tegenaan en je begint opnieuw. Want
boeiend blijft het, het voorbereidend werk zowel
als de ontvangst van allerlei bezoekers".
Ad: „In het begin moest er geld bij, daarna
kwam er een jaar met zestienduizend bezoekers
en een batig slot, zo ongeveer een rijksdaalder
per week. Dat noem ik een basis om op voort te
bouwen, nietwaar?"
Ad Braat is tekenleraar aan het Professor Zee
manlyceum, sinds 1957. Enkele jaren woonde hij
in de polder van het nog barre Schouwen na de
Ramp; toen kreeg hij de kans het voormalige
Burgerweeshuis te huren. Geen wezen meer, wel
regenten en regentessen die het kapitaal beheren
en het gebouw in stand houden.
Het pand is stokoud, met kelders uit de dertien
de eeuw en muren uit de vijftiende; het jongste
deel van het complex, het achterhuis, dateert
van omstreeks 1730. Ad en Tessa bewonen het
geheel, met uitzondering van één voorvertrek.
Ad: „Kort nadat we hier introkken stonden er
mensen op stoep, zij wilden de regentenkamer
bezichtigen. Uit het huurcontract wist ik vaag,
maar héél vaag hoor, dat ik belangstellenden
moest binnenlaten wie leest er nu met aan
dacht een huurovereenkomst! Enfin, we ontvin
gen die eerste bezoekers. Daar is het niet bij
gebleven, ik ontdekte al gauw dat het weeshuis
in een internationale kunstgids vermeld en in
details beschreven stond."
Hij haalt de schouders op om dit klein inconveniënt.
„Het is zonder meer een fijn huis, net groot
genoeg voor mijn fantasie. We hebben hier
al heel wat opgeknapt en verspijkerd, maar in
een oud pand kom je altijd voor nieuwe proble
men te staan. Neem nu de verwarming. We
gebruiken hier oliekachels, maar door de afslui
ting van de zeearmen aan de kop van het eiland
zal de temperatuur zeker een paar graden dalen
we moeten dus naar een andere verwarming
omzien. Tja, dat is zo'n Deltaprobleempje waarover
je zelden hoort of leest."
Ad Braat vond het gewenst, zo niet noodzakelijk,
dat de jongens en meisjes van het lyceum
geconfronteerd werden met originele kunstwer
ken. Hij zag weinig heil in een dagje Rotterdam
of Antwerpen terwille van een uur museumbe-
zoek. De gelukkige omstandigheid in een royaal
huis te wonen, te beschikken over een ouderwet
se, welgelegen tuin, bracht hem op het idee te
gaan exposeren binnen de limieten van eigen
domein.
Zo hebben ze dan een plaats gevonden tussen
appel- en perebomen, tegen een achtergrond van
vergeet-mij-niet, sedum en schildersverdriet: een
baadster en een stier, een man in stoel en vrouw
met tas, een ezeltje en een fluitspeler, een
ponyrijdster en de dolle pret, een meisje, een
ventje, een dansend paar, een kop, een familie,
Adam en Eva.
Wie enige zomers achtereen een bezoek heeft
gebracht aan de Zierikzeese beeldentuin, vindt
aangenaam verrast, temidden van talrijke nieu
we werken een aantal oude bekenden en
Hoekje van de beeldentuin
natuurlijk overkomt het hem zo nu en dan ook,
dat hij aan een hernieuwde kennismaking geen
behoefte heeft. Dat betekent dan enkel maar:
stap opzij zonder groeten. Er zijn, alleen al
buitenshuis, honderd objecten te bekijken, daar-
Werk van Tessa Braat
121