gereinigd kon worden. Het rapport zegt „De
verdieping is laag en dof, ongezond, de lucht
hoogst onaangenaam". Op de volgende verdie
ping was het iets beter, in de zalen waren tafels,
banken en stoelen. Er waren twee kamers voor
gegoede patiënten ingericht. Naast de krankzinni-
genverblijven was een aparte afdeling voor epi
leptici ingericht. De meeste ramen waren met
traiies beveiligd en kou hoefde men ook niet te
lijden, want er waren wel vijf kamers waar
gestookt kon worden.
GEESTELIJKE EN LICHAMELIJKE VERZORGING
Aan geestelijke verzorging werd geheel niets
gedaan, tot werken of enige bezigheid werden de
patiënten niet aangezet, het enige vertier dat
men had, was de dagelijkse wandeling op de
binnenplaats. Mannen en vrouwen bewogen zich
bij dag vrij door het huis met alle risico's
daaraan verbonden, doordat het toezicht onvol
doende was. Kreeg een patiënt een woedeaanval,
dan had men een uitgebreid arsenaal van dwang
middelen als dwangbuis, kinderstoel en voor de
allerergsten een speciaal hok, dat met dubbele
deuren afgesloten kon worden. Dit hok stond
overigens tussen de cellen op de mannenverdie-
ping.
De medische begeleiding was gering. De armen-
clokter, die het naastgelegen ziekenhuis bediende,
bezocht wel bijna dagelijks de krankzinnigen,
maar slechts als zij bijkomende ziekten had
den.
De patiënten aten gezamenlijk, de mannen bene
den aan een tafel, de vrouwen boven, in drie
vertrekken. Het eten werd uit tinnen borden
genuttigd met ijzeren vorken en tinnen lepels.
Het menu werd door het bestuur vastgesteld en
omvatte tweemaal in de week soep, elke dag
1 lees en eenmaal in de week vis.
OPHEFFING
De conclusie van de inspecteurs was radicaal:
het gesticht deugde niet voor het doel waarvoor
het bestemd was en in afwachting van eventuele
opheffing adviseerde men, dat in ieder geval op
korte termijn de volgende verbeteringen uitge
voerd moesten worden:
„Het wegnemen der ijzeren roosters voor de
luchtgaten boven de hokken en het aanbren
gen eener zitplaats in dezelve waar die ont
breekt.
Vermeerdering van het personeel der dienst
boden.
Het vervangen der ondoelmatige kinderstoel
door een wel ingerigte dwangstoel.
Het zoveel mogelijk bevorderen van werk
zaamheden onder de krankzinnigen en het
aanschaffen en doen gebruiken van eenige
spelen en andere onkostbare middelen tot
uitspanning.
Het afscheiden der sekse op de opene plaats
door afwisselend gebruik derselve".
Zolang het gesticht niet opgeheven werd, zou het
voorlopig tot de officiële bewaarplaatsen worden
gerekend op advies van de inspecteurs. Dit
geschiedde officieel bij KB van 25 juni 1843,
Staatsblad nummer 28.
Intussen deelde de Minister van Binnenlandse
Zaken de adviezen van de inspecteurs mee aan
Gedeputeerde Staten van Zeeland bij schrijven
van 27 juni 1843 nummer 103, 7e Afd. Dezen
gaven het weer door aan het bestuur van het
gesticht. Tevens werd bepaald dat:
le. „De toestand van het gesticht in geen geval
gedoogt dat hetzelve voortdurend als
krankzinnigengesticht in wezen blijve".
2e. Het bestuur de gelegenheid heeft het ge
sticht zelf op te heffen. Doen ze dit niet,
„dat dan Zijne Majesteit zich voorbehoud
om dit te doen".
3e. Op korte termijn moest ergens anders
plaats voor de krankzinnigen gevonden
worden, zodat het gesticht zo spoedig
mogelijk opgeheven kon worden.
Een jaar later bezochten de inspecteurs, tijdens
hun landelijke inspectiereis, Middelburg voor de
tweede keer. Uit hun rapport hierover blijkt, dat
de regenten en de burgemeester der stad het er
wel mee eens waren dat opheffing hard nodig
was en langere instandhouding onverantwoord.
Wel hadden de regenten nog een beetje tegenge-
sTiibbeld, omdat deze erover dachten, de patiën
ten voorlopig ergens anders in de stad te
huisvesten, hangende de beraadslaging over een
eventueel doelmatige verbetering van het ge
sticht ter „verzachting van het lot der krankzin
nigen". De inspecteurs deelden mede niet ak
koord te gaan en adviseerden zo snel mogelijke
Sluiting.
Hef einde van de krankzinnigenbewaarplaats te
Middelburg naderde. Een probleem was, waar de
patiënten te laten. Gelukkig werd er door over
leg tussen Gedeputeerde Staten van Zeeland en
Zuid-Holland een oplossing gevonden. Men kwam
met het gesticht te Dordrecht overeen, dat deze
de patiënten zou overnemen. Ook in de toekomst
konden Zeeuwse krankzinnigen daar opgenomen
v/orden, zolang er plaats was.
In 1845 was het dan zover, bij Koninklijk besluit
van 21 juli van dat jaar, geplaatst in het
Staatsblad nummer 46, werd bepaald, dat het
Middelburgse gesticht met ingang van 1 novem
ber zou worden opgeheven, hetgeen aldus ge
schiedde.
Wat gebeurde er verder met het pand aan de
Herengracht? Na voor zieken en krankzinnigen
gediend te hebben, werd het in 1859 ingericht tot
Armweeshuis. Dit bleef het tot 1909, toen het
gebouw werd verkocht aan de Christelijke
Kweekschool. Nadat enige jaren geleden deze
school verhuisde naar de Stromenwijk, werd het
oude gebouw gebruikt voor velerlei doeleinden.
Nu heeft de sterrenwacht er een plaatsje gevon
den en waar de mannelijke krankzinnigen waren
opgesloten, worden nu judo- en gymnastieklessen
gegeven I
Bronnen
Vóór 1842 en na 1845: Rijksarchief van Zeeland.
De rest is afkomstig uit het archief van de Inspecteur voor het
Stadstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten.
133