De godin Nehalennia en het Oera Linda Bok
Drs. W. P. Dezutter
In het dagblad „De Stem" van 15.6.1971 ver
scheen een zeer lezenswaardig artikel van J. van
de Ven, getiteld: „Godin Nehalennia: oorspronke
lijk Zeeuwse Maagd".
De auteur onderzocht daarin wat het Oera Linda
Bok zegt over Nehalennia en besluit zijn artikel
mei de woorden: „Oera Linda lijkt ons een
stevige (bijkomstige) kluif voor de Nehalennia-
congressisten, die dezer dagen in Zeeland langdu
rig en breedvoerig de godin en de opgeviste
herinneringen aan de godin ter sprake brengen.
De Friese mythologie van het geval mag daar
aan niet ontbreken. De congressisten kunnen te
rade gaan bij de Provinciale Bibliotheek in
Leeuwarden, waar het in 1862 gevonden hand
schrift plus alle lectuur over voor en tegen Oera
Linda zorgvuldig worden bewaard".
Voor zover wij weten heeft geen der congressis
ten dit onderwerp aangesneden, terwijl zij zich
de reis naar Leeuwarden kunnen besparen. Het
Oera Linda Bok is namelijk een vervalsing die
in 1867 (niet 1862) is opgedoken.
Dr. Eelco Verwijs, archivaris in Friesland, be
weerde destijds enige bladen te hebben ontdekt
van een zogenaamde oude familiekroniek, in
bezit van Cornelis Over de Linden, scheepstim
merman op de marinewerf te Den Helder.
Vandaar de naam Oera Linda Bok.
Het handschrift zou uit de dertiende eeuw
stammen, na reeds enige malen te zijn overge
schreven. Het werk bevat stamsagen van de
Friezen, begint bij de ondergang van het oude
Atlantis (293 v. Chr.) en zet zich voort tot in de
13e eeuw.
De taal lijkt oud, maar is in werkelijkheid een
mengelmoes van verfriest Hollands uit de 19e
eeuw, zgn. oudfries en nieuwfries.
De ideeën zijn 18e- en 19e-eeuws en het boek
loopt over van dwaze taalkundige etymologieën.
De vervalsing werd dan ook vrij spoedig onder
kend. De classicus Dr. J. G. Ottema echter
geloofde erin en gaf in 1872 het werk uit met
een vertaling (1).
Omstreeks 1933 verkondigde de nationaal-socia-
lisr Herman Wirth de echtheid en vertaalde het
boek in het Duits.
Van deze zei Prof. J. D. van der Waals onlangs
in zijn inaugurale rede het volgende: „De geeste
lijke vader van Ahnenerbe is de fantast Herman
Wirth, de man die zich in de dertiger jaren nog
serieus bezig hield met het Oera Linda Bok. Hij
wist Himmler en Darré voor zijn denkbeelden te
winnen, en zo ontstond in 1935, onafhankelijk
van de SS, de Studiengesellschaft für Geistesur-
geschichte Deutsches Ahnenerbe" (2). Maar zelfs
d"1 Duitse Nazi-wetenschap heeft naderhand het
boeK als vervalsing afgewezen (3).
Wel is men het nog niet eens over de vraag wie
de auteur is; sommigen noemen Eelco Verwijs,
anderen houden het op Over de Linden, omdat
diens geslacht erin verheerlijkt wordt.
Sedert 1938 berust het handschrift op de Provin
ciale Bibliotheek te Leeuwarden.
Volgens het Oera Linda Bok was Nehalennia een
maagd (priesteres) in dienst van Freya, godin
van vruchtbaarheid en liefde.
Zij vertrok als maagd van Walcheren naar
Giiekenland, terwijl zij ook door de Romeinen
werd overgenomen. Met de komst van de Romei
nen kwam Nehalennia terug op Walcheren.
Daarbij wordt dan wel uit het oog verloren dat
Nehalennia een Germaanse godin is (4).
L'aarnaast kan men opwerpen dat in de Griekse
godenwereld geen Nehalennia voorkomt. J. van
de Ven wijst erop dat men dit mythologisch
verhaal kon laten kloppen door te beweren dat
Nehalennia als maagd deze naam droeg als
pseudoniem.
A's kind kreeg zij van haar moeder een andere
naam, nl. Minerva. De Romeinen zouden deze
godin hebben overgenomen van de Grieken, die
haar Pallas Athena noemden.
In feite hebben de Etrusken de cultus van
Athena overgenomen en vereerden de godin als
Menerva of Minerva. Door de Etrusken is de
godin in Rome geïntroduceerd, waar haar voor
naamste heiligdom stond op het Capitool, samen
met Juno (Uni) en Jupiter (Tinia), de zgn.
Ccipitolijnse trias (5).
De uil en de slang zijn haar attributen.
Ook geeft Nehalennia in het Oera Linda Bok zelf
een verklaring voor de attributen die haar
omringen: hond, uil, eieren.
De appelen, peren en granaatappelen (6) worden
hier kennelijk verkeerd gezien als eieren, terwijl
de uil wordt overgenomen van Minerva, met wie
Nehalennia wordt geïdentificeerd.
Over de eieren zegt zij: „Deze eijeren zijn het
zinnebeeld van Frya's raadgevingen, waarin onze
toekomst verholen ligt en die van het geheele
menschelijk geslacht. De tijd moet ze uitbroe
den, en wij moeten waken dat er geen leed aan
komt" (7).
En over de hond: „Heeft de herder geen schaaps-
*34