Generaal der Verenigde Nederlanden werden van
dit feit in kennis gesteld, maar ze waren er niet
bijzonder van onder de indruk en verlengden het
patent van de Lampsins 10 jaar.
In 1665 deden de boekaniers van Jamaica op
bevel van hun gouverneur, Thomas Modyford,
een inval op Tobago en hielden er verschrikke
lijk huis; waarna in opdracht van Lord Willough-
by kapitein John Poyntz met vier grote schepen
op de rede verscheen, het fort veroverde en 500
blanken en 500 slaven wegvoerde. Poyntz, die het
eiland als zijn persoonlijk eigendom beschouw
de, was van plan om in samenwerking met de
hertog van Koerland in enkele jaren tijds 24.000
kolonisten naar Tobago over te brengen. In zijn
propagandageschrift 'The present prospect of the
famous and fertile island of Tobago', verschenen
tussen 1683 en 1695, gaf hij een lyrische beschrij
ving van het eiland; veel effect schijnt het niet
gehad te hebben, want van de kolonisatie kwam
niets terecht. Maar wij danken aan dit
boek een van de meest onvolprezen werken uit
de wereldliteratuur, want het inspireerde Daniel
Defoe, Tobago als prototype van het imaginaire
eiland te kiezen, waarop de schipbreukeling
Robinson Crusoe landde. En zo maakt Poyntz
zij het dan indirekt nog steeds reklame voor
Tobago, want het imago van het onbewoonde
eiland, waar Defoe's held zich met zoveel moed
en vindingrijkheid wist te handhaven, oefent een
grote aantrekkingskracht uit op eenzaamheid-
minnende toeristen.
Na Poyntz kwamen de Fransen (onze bondgeno
ten!), die alles verwoestten wat er na de Engelse
inval nog te verwoesten viel en daarna aftrok
ken. Tobago was vrijwel onbewoond tot Abra
ham Crijnssen tijdens zijn suksesvolle Westindi-
sche expeditie van 1667 het opnieuw voor Zeeland
in bezit nam. Hij liet 29 mannen en 4 kanonnen
bij de volledig vernietigde versterkingen achter
met de opdracht, het eiland opnieuw in staat
van verdediging te brengen. In hetzelfde veelbe
wogen jaar kwam de vrede van Breda tot stand,
waarbij Tobago aan de Nederlanden werd toege
wezen.
Nieuwe kolonisten werden aangevoerd en Abel
Tisso, een Fransman, die geen woord Nederlands
sprak, kwam het volgende jaar het zwakke
garnizoen met 14 soldaten versterken. Hij werd
gouverneur over de kolonie.
Nog één keer waagde de hertog van Koerland
een poging zich op Tobago te vestigen. In de
winter van '68/'69 bereikte een schip met Koer-
landse soldaten het verlaten fort Jacobus. De
Zeeuwen waren echter op hun komst voorbereid,
bezetten het fort en stelden hen voor de keus:
zich bij hen aan te sluiten of het eiland te
verlaten. De Koerlanders verkozen het laatste.
Enkele jaren later (1671) begon hertog Jacobus
bij de Staten Generaal een proces over de
.e.uggave van het eiland, maar H.H.M. verwe
zen zijn afgevaardigde, de bekwame diplomaat
Pieter van Volckershoven naar de rechter, aange
zien het een geschil met particuliere personen
betrof (de Lampsins). Van Volckershoven wees
op het verdrag van 1659, terwijl de Lampsins de
ene uitvlucht na de andere verzonnen om het
proces op de lange baan te schuiven. Als gevolg
van de oorlog met Frankrijk en Engeland raakte
het tenslotte in het vergeetboek.
De nieuwe vestiging had veel te lijden van
aanvallen der Indianen van de naburige eilanden.
In brieven van 22 en 25 maart 1670 verzochten
secretaris en gouverneur dringend meer man
schappen en schepen te zenden „om de cust vrij
te houden voor de barbaren". Ook was er groot
gebrek aan gereedschappen en kleding. De Lamp
sins zonden wel geregeld schepen, maar alleen
„voor degenige, die noch eenige contanten heb
ben".
In 1672 koos Karei II van Engeland de zijde van
Lodewijk XIV in de strijd tegen de Nederlanden.
Lord Willoughby van Barbados kreeg opnieuw
de opdracht Tobago in te nemen. De bekwame
Sir Tobias Bridge, die met de uitvoering ervan
belast was, wist het eiland zonder moeite te
veroveren.
Pieter Constant, de toenmalige gouverneur, bood
slechts een zwakke tegenstand, waarschijnlijk
doordat een groot deel van de kolonisten uit
Fransen bestond, die bij de verdediging een
passieve houding aannamen. „Meinheer Con
stant" werd met zijn officieren naar Cura<;ao
overgebracht; 400 kolonisten werden met hun
slaven en vee naar Barbados verscheept, voorzo
ver ze niet in de bossen waren ontsnapt. Nadat
ze alles verwoest hadden, verlieten de Engelsen
Tobago. Het kwam in 1674 opnieuw onder
Nederlands gezag bij de tweede vrede van West
minster en werd onder toezicht gesteld van de
Kamer van Zeeland, tot op 19 mei 1676 de
erfgenamen van de Lampsins hef voor 36.000,-
aan de Staten van Holland en West-Friesland
verkochten, die het onder toezicht stelden van
de Admiraliteit van Amsterdam.
De betaling zou in drie termijnen geschieden,
waarvan de eerste voldaan zou worden, zodra de
kopers zich in hef bezit van het eiland zouden
hebben gesteld. De verkopers bleven in het bezit
van vier door Adriaen en Cornelis Lampsins
gestichte plantages: de Ram, het Lam, de Koey-
man en het Schaep. De grootste twee daarvan
zouden tot 1700 vrijgesteld zijn van reeds be
staande of nog in te stellen belastingen en de
kleinere zouden in vrij en erfelijk bezit van de
Lampsins blijven. Bovendien behielden ze nog
zes jaar het recht om met hun schepen de
koopvaardij op het eiland uit te oefenen, tegen
betaling van recognitie ten bate van de Admirali
teit.
Wilden de Nederlanden in het bezit van Tobago
blijven, dan was het zaak het eiland zo snel
mogelijk te bevolken en in staat van defensie te
brengen. Een plan hiertoe werd ontworpen door
de Deen Hendrick Carloff, een verarmd plantage-
bezitter, die bezeten was van de idee de Fransen
uit West-lndië te verdrijven. (Enige jaren tevo
ren had hij aan Franse zijde meegeholpen de
Nederlanders dwars te zitten!). In 1676 begaf
151