Carloff zich als de toekomstige gouverneur aan
boord van een smaldeel onder bevel van Jacob
Binckes naar Tobago. Deze vloot veroverde Cay
enne en plunderde vervolgens Marie Galante,
Guadeloupe en Saint Martin. Binckes voer daar
na met een deel van het eskader naar Santo
Domingo, met het doel de Fransen ook daar te
verontrusten, terwijl het andere gedeelte zich
naar Tobago begaf. Aan boord bevonden zich
enige honderden op de Fransen buitgemaakte
slaven en ongeveer honderd kolonisten. Zonder
de commandeur Jan Bont kwam de expeditie op
het eiland aan: Bont had zich zonder opgave van
redenen op eigen gelegenheid naar Europa bege
ven. Een jaar later werd hij voor dit feit te
Amsterdam onthoofd.
Nadat het gedeelte van de vloot onder bevel van
Binckes op 21 september aangekomen was, be
gon men onmiddellijk met de bouw van een
fort: aan de Rootklip-baai verrees de vierhoekige
Sterreschans. Inmiddels had een sterke Franse
vloot onder bevel van Graaf d'Estrées zich naar
West-lndië begeven. Ze heroverde Cayenne, ver
scheen op 20 februari 1677 voor Tobago en op 3
maart vond een zeeslag plaats, welke onbeslist
bleef, maar die enige duizenden mensenlevens
kostte en waarin beide partijen bijna al hun
schepen verloren. De baai was bezaaid met
brandende vaartuigen en er moeten zich onbe
schrijflijke tragedies hebben afgespeeld. Aan de
strijd namen vele Zeeuwen deel. Van hen onder
scheidden kapitein Pieter Constant (mogelijk
dezelfde, die in 1672 gouverneur van Tobago
was), met het schip Zelandia en Jan Erasmus
Reyning met het adviesjacht de Fortuyn zich
door hun moedige houding. Binckes had het
eiland weten te behouden, maar het zou slechts
voor korte tijd zijn.
Terwijl in de Nederlanden eindeloze besprekin
gen moesten worden gevoerd over het zenden
van versterkingen, handelden de Fransen onmid
dellijk. In december arriveerde d'Estrées op
nieuw met een sterke vloot. De kolonisten waren
weerloos. Toch verdedigden ze het fort tot het
uiterste, maar toen na een strijd van drie dagen
een Franse bom in het kruitmagazijn terecht
kwam, waarbij het fort geheel verwoest werd en
Binckes en de meeste van zijn officieren het
leven verloren, moesten ze capituleren.
Elet betekende het einde van de Nederlandse
heerschappij op Tobago. Bij de vrede van Nij
megen in 1678 werd het eiland Frankrijk toege
wezen. Gedurende de volgende jaren was het
afwisselend Engels en Frans, tot het in 1803
voor langere tijd een Engelse kolonie werd.
Sinds 1962 vormt het samen met Trinidad een
zelfstandige republiek.
Nog enige tijd bleven zowel Nederlanders als
Koerlanders vergeefse pogingen ondernemen om
zich op Tobago te vestigen. In januari 1699
verzochten Johannes de Pape c.s. de Staten
Generaal ondersteuning voor een plan, een volks
planting op het eiland te stichten. De bijstand
werd toegezegd, maar van een kolonisatie is
niets gekomen.
Nieuw-Walcheren, Nieuw-Vlissingen, Fort Beve-
ren het zijn vergeten namen. Slechts de
aanduiding Old Dutch Fort op de plaats, waar
het fort Lampsinsberg stond, duidt op het feit
dat de Zeeuwen hier eens oppermachtig zijn
geweest.
Archivalia (Algemeen Rijksarchief Den Haag): W.I.C. (Oude
Compagnie): no. 2, 10 (Secrete kas), 20, 21, 28, 30, 40, 42, 46,
445 (Koll. Fagel).
De archivaris van Vlissingen wordt dank gebracht voor het
beschikbaar stellen van gegevens.
Geraadpleegde literatuur.
A. J. van der Aa. Biographisch woordenboek der Nederlan
den. Haarlem, 1852-78.
L. van Aitzema. Saken van staet en oorlogh. Dl. I en VI en
le vervolg. 's-Gravenhage, 1669-1672.
E. Anderson. Die ersten kurlandischen Expeditionen nach West-
indien im 17. Jahrhundert. (Baltische Hefte, 1961, jrg. 7, Heft
4 en 1962, jrg. 8, Heft 1, 3 en 4).
E. Anderson. Tobago heute. (Ibid.).
E. Anderson. Die kurlandische Kolonie Tobago. (Ibid.).
W. J. van Balen. Tachtigjarige vrede. 's-Gravenhage, 1970.
P. G. L. Borde. Histoire de l'isle de la Trinidad sous le gou
vernement espagnol. Dl. II. Paris, 1882.
Brièfve deduction, par laquelle il est clairement monstré que
L'isle de Tabago, site en l'Amerique, apartient a Mon Seig
neur le Due en Livonie de Courlande et Semgalle. Mytau, 1668.
G. Carmichael. The history of the West Indian islands of Tri
nidad and Tobago. London, 1961.
Colonising expeditions to the West Indies and Guiana; ed.
by V. T. Harlow. London, 1925.
A. O. Exquemelin. De Americaensche zee-rovers. Amsterdam,
1678.
C. Ch. Goslinga. The Dutch in the Caribbean and on the Wild
Coast. Assen, 1971.
J. Hamelberg. Tobago, een vergeten Nederlandsche kolonie.
(G. T. L. V. G., dl. IV, 1900).
Hollandtze Mercurius. 1667, 1677.
W. Irving. The life of Christopher Columbus. Dl. II. London,
1828.
J. C. de Jonge. Geschiedenis van het Nederlandsche zee
wezen. 3e ed. Dl. I, II en III. Haarlern, 1869.
J. Kleyntjens. S. J. De Koerlandse kolonisatiepogingen op To
bago. (West-Indische gids, 1949).
J. de Laet. laerlyck verhael van de verrichtingen der geoctro-
yeerde West-Indische Compagnie. 's-Gravenhage, 1931.
M. F. Lantsheer en F. Nagtglas. Zelandia i 11 ustrataDl. IV.
Middelburg, 1857.
W. R. Menkman. Tobago. (West-Indische gids, 1939, 1940).
W. R. Menkman. Stukken betr. het eiland Tobago, 1664-1684-
1698. (Rotterdamsch jaarboekje, 1939).
W. R. Menkman. De West-Indische Compagnie. Amsterdam,
1947.
F. G. baron Mulert. Brieven v. Tobago. (De Navorscher, 1919).
Notulen van de Ed. Mog. Heeren Staten van Zeelant, 1699.
S. Oppenheim. An early Jewish colony in Western Guiana.
(Publications of the American Jewish historical society, no.
16 en 17. 1907-1908).
J. C. P. Tobago, insulae Caraibicae in America sitae fatum.
Hagae-Comilis, z. j.
Report and accompanying papers of the commission appoin
ted by the president of the United States ,,to investigate and
report upon the true divisional line between the Republic of
Venezuela and British Guiana". Dl. II. Washington, 1897.
Ch. de Rochefort. Histoire naturelle et morale des isles An
tilles de l'Amerique. 2 din. Rotterdam, 1658.
Ch. de Rochefort. Relacion de l'isle de Tabago ou de la Nou
velle Oualcre, l'une des isles Antilles de l'Amerique. Paris,
1666.
Ch. de Rochefort. Le tableau de l'isle de Tobago, ou de la
Nouvelle Oüalchre, l'une des Antilles de l'Amerique. Leyde,
1665.
P. de la Ruë. Staatkundig en heldhaftig Zeeland. Middelburg,
1736.
E. Seraphim. Geschichte Liv-, Est- und Kurlands. Dl. II. Reval,
1896.
J. A. Williamson. The Carribbee islands under the proprietary
patents. London, 1926.
152