De grote, resp. specifieke voorzieningen
In het voorgaande is gesproken over grote resp.
specifieke voorzieningen. Het zal duidelijk zijn,
dat naarmate het tempo van de bevolkingsgroei
wordt gestimuleerd, de perspectieven op de ver
werkelijking van deze voorzieningen worden ver
groot. Dit geldt in het bijzonder voor stimulering
van Midden-Zeeland, waar reeds de grootste be
volkingsconcentraties in de provincie aanwezig
zijn.
Men dient zich echter ook te bedenken, dat een
te snel ontwikkelingstempo in zekere zin, door
de veelheid van wat noodzakelijk is, remmend kan
werken op de realisering juist van dit soort voor
zieningen. Een planmatig beleid lijkt ons dan ook
voor de hand te liggen, teneinde een evenwicht
te bereiken van enerzijds de technisch-economische
ontwikkeling en anderzijds de sociaal-culturele
ontwikkeling. Om welke voorzieningen gaat het
nu in dit verband?
We noemen in willekeurige volgorde:
1. een cultuurcentrum voor toneel, opera, musi
cal en dergelijke, al of niet gecombineerd met
een danstheater voor professionele gezel
schappen, al of niet gecombineerd met een
concertzaal voor orkestuitvoeringen, van zeer
ruime regionale betekenis;
2. een kunstijsbaan van de afmetingen van een
ijshockeyveld met toeschouwersaccommodatie;
3. een overdekt zwembad mede geschikt voor
wedstrijdzwemmen;
4. een stadion voor beroepsvoetbal, waarin ook
in de avonduren sportevenementen mogelijk
zijn;
5. een ziekenhuis met ruime diversiteit aan spe
cialistische afdelingen, al of niet met een de
pendance van een universitaire medische fa
culteit;
6. een beroepsopleiding voor de beeldende kunst,
al of niet gecombineerd met een dito voor
muziek;
7. een sociale academie;
8. een opleiding voor hoger economisch-admini-
stratief onderwijs;
9. een tweede hogere technische school;
10. een dependance van een hogeschool of uni
versiteit;
11. meer differentiatiemogelijkheden binnen de
bestaande onderwijsinstellingen;
12. een provinciaal trainingscentrum voor de
sport;
13. meer mogelijkheden voor aantrekken van ge
specialiseerde deskundigen en uitbreiding van
kader.
De verzorgingsgebieden en bewoningspatronen
De huidige spreiding van de bevolking over de
diverse kernen en regio's vormt een gegeven, op
grond waarvan het toekomstige bewoningspatroon
gerealiseerd zou kunnen worden. Wanneer thans
de grootste bevolkingsconcentratie op Walcheren
aanwezig is, zal uitbouw en accentuering van deze
concentratie eerder perspectieven bieden voor de
verwerkelijking van genoemde voorzieningen in
Zeeland (met uitzondering van een tweede hogere
technische school) dan wanneer andere kernen
c.q. regio's in het bijzonder gestimuleerd zouden
worden.
Men kan echter zeer wel óók uitgaan van een
bewoningspatroon, waarbij de verdeling van de
bevolkingsaanwas meer gespreid wordt ook over
andere regio's, die reeds in bevolking groeiden,
met name de Kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen
en Goes e.o. Het gevolg zal zijn, dat de perspec
tieven op bovengenoemde voorzieningen dan ge
ringer worden, omdat het vereiste basis-inwoner
tal in relatie tot de grote c.q. specifieke voorzie
ningen door de bevolkingsspreiding dan niet zo
snel voldoende zal blijken te zijn. Realisering van
voorzieningen van méér beperkt regionale bete
kenis liggen dan echter juist voor Zeeuwsch-Vlaan
deren en Goes e.o. eerder in het verschiet. Men
denke bijvoorbeeld aan bepaalde onderwijsvoor
zieningen, middelgrote overdekte zwembaden, spe
ciale atletiekaccommodaties, sociaal-culturele cen
tra, sociaal-medische centra, huishoudelijke en ge
zinsvoorlichting, sociaal psychiatrische zorg en
dagverblijven voor geestelijk gehandicapten e.a.
Welke van beide bovengenoemde spreidingsmo
dellen de voorkeur verdient is een kwestie van be
leidskeuze, afhankelijk van de ontwikkelingsdoel
einden welke voor de provincie worden bepaald.
Binnen de beide alternatieve bewoningspatronen
is een aantal varianten denkbaar, die echter op
het voorzieningenpeil van genoemde regio's in zijn
totaliteit van weinig invloed zullen zijn.
Tenslotte zij hier nog gesteld dat aan een be
woningspatroon zodanig vorm wordt gegeven, dat
de voorzieningen op een aanvaardbare afstand,
c.q. binnen een aanvaardbare tijd bereikbaar zijn
en voldoen aan de eisen die men hieraan redelij
kerwijze mag stellen.
In dit verband herinneren we er aan dat met na
me ook in de gebieden waar een relatief geringe
bevolkingsaanwas in de verwachting ligt (Schou-
wen-Duiveland, Oost-Zeeland, West-Zeeuwsch-
Vlaanderen en Noord-Beveland), een adequaat
voorzieningenpeil noodzakelijk wordt geacht, om
dat ook in deze gebieden de bevolking hieraan ei
sen stelt, die overwegend slechts in deze regio's
kunnen worden gerealiseerd. Ligging van deze ge
bieden en bereikbaarheid van de grotere centrale
voorzieningen zijn hier immers van bijzondere
aard.
160