Twee reservaten L. W. de Bree M. P. de Bruin Foto's: C. A. L. Kotvis In het Handboek van de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten zijn driehonderd pagina's gewijd aan een overzicht van reservaten en wan delterreinen in Nederland; van die driehonderd eist Zeeland zegge en schrijve tien bladzijden op. En was er niet het Zeeuwse Meer, dat waterwild reservaat van immense omvang, het oppervlak van beschermd natuurschoon in onze provincie zou be droevend klein zijn. Twee bescheiden reservaten, beide gelegen in het westelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen hebben we dezer dagen doorkruist: de geïnundeerde Zwarie Polder onder Nieuwvliet en het Zwin. De Zwarte Polder heeft een zorgelijk bestaan ge leid: bedijkt in 1623, overstroomd in 1682, geram- poneerd door drie vloeden in 1720, opnieuw ge- inundeerd in 1802 en toen voor het overgrote deel prijs gegeven. Verdronken Zwarte Polder, 62 ha strand, duin en schor, botanisch en ook wel ornithologisch be langrijk. In beheer bij de stichting Het Zeeuwse Landschap. Uniek recreatiegebied. Topografische kaart 47 H. Aldus bovenvermeld handboek. Ir. L. Uildriks, hoofd van de technische dienst van het waterschap Het Vrije van Sluis, verklaart zich bereid met ons op stap te gaan door de verdron ken polder. De datum is boven verwachting ge makkelijk vastgesteld, en om het uur te bepalen.... „Even uitkijken, daar moeten we de getijtafel voor raadplegen". De afspraak wordt: half tien bij de Pannenschuur. Maar de mist, die schimmige heerser met gezag over veerboten en -diensten, stuurt ons plan lich telijk in de war. Het wordt half twaalf eer we bij het gemaal aan de Pannenschuur op de dijk staan; nog altijd is het laag water. Onder een fletse zon strekt zich de vlakte uit van schor en kreek en zwerfduin; daarachter het strand met een vleug van golfslag langs de kust lijn er is zopas een tanker gepasseerd. Van het gemaal, dat in de zeewering is gebouwd, loopt een slijkerige geul naar zee. Een meeuw pikt fel naar zijn prooi, een krab die in laatst verweer nog met de scharen rondtast, steeds trager, trager, uit. Ir. Uildriks: „De dijk waarop we staan zal binnen afzienbare tijd op Deltahoogte gebracht worden. Een bakkenzuiger zal voor de toevoer van zand zorgen, vervolgens bekleden we het dijklichaam met klei. Nu zijn we al geruime tijd bezig met de uitvoering van een ontwateringsplan, waarbij nieu we watergangen werden aangelegd en oude lei dingen verbreed. Zodoende beschikken we over een flinke voorraad klei. Daarginds op het schor hebben we er een depot van opgeslagen: vijfen dertigduizend kub." Het depot, een grauwe, gestuukte mastaba bij de voet van de dijk. „Geen fraai gezicht", geeft de heer Uildriks toe, „maar je moet met zo'n klomp klei toch ergens blijven en het is niet voor lange duur". We lopen de vlakte in, op rubberlaarzen die on ze gids uit de laadruimte van zijn auto heeft op gediept. Een leek kan zich voorstellen dat de beheerders van de zeewering de geïnundeerde Zwarte Pol der het liefst hadden afgegrendeld; het dóórtrek ken van de duinregel aan het eind van het schor zou daartoe het enig noodzakelijke geweest zijn. Voor de waterhuishouding geen enkel probleem: het polderwater uit deze hoek van het Vrije loost via het nieuwe gemaal bij Cadzand. De suatiegeul, die dwars door de Geïnundeerde naar zee loopt is overbodig geworden. Uit een oogpunt van doelmatige zuinigheid was °J VER?nrurKËy,( «AAR ii 161

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 21