WÊÊÊÊ^--
Caravans in dichte rijen.
Sualiegeul in de Zwarte Polder.
Ir. L. Uildriks.
zo'n afsluiting van de duinrij aantrekkelijk geweest,
maardan zou het 'uniek recreatiegebied' uit
het handboek verloren gegaan zijn. Voor het be
houd daarvan viel veel te zeggen.
De Geïnundeerde Zwarte is onderdeel van een
kuststrook die vakantiegangers trekt. Onmiddellijk
achter de dijk, in de Nieuwenhovenpolder, staan
de caravans in dichte rijen; voorbij de zwerfwagens
volgen zomerhuisjes. Kampeerhoeve De Pannen-
schuur heet dit recreatiebedrijf. Tussen Breskens en
Cadzand liggen nog twintig andere. Tienduizen
den zomergasten zoeken hier de kust, die wel
druk, maar nog tamelijk natuurlijk is: geen bou
levards, geen casino, festival of vuurwerk, enkel
maar het droge en het natte zand en de eeuwige
wisseling van getij.
's Morgens vroeg in de Zwarte Polder! De bezoe
kers beleven hier de illusie van vrije natuur, ze
zijn verrast door een konijn dat uit zijn hol schiet,
ze volgen de leeuwerik die boven het schor stijgt.
Ze dolen langs een kreek, zetten zich neer op een
vlondertje en staren in de canon langs steile oe
vers, een meter hoog. Ze plukken schorrebloemen,
nu ja, het lemoenkruid tiert hier welig. In juli en
augustus is het schor paarsgetint. Wanneer de zo
mergast zijn consumptieafval maar wat nauw
gezetter wilde deponeren op plaatsen die daarvoor
bestemd zijn of het liever nog meenam naar
huis, had je eigenlijk geen kind aan hem.
Een bezwaar zijn de strandhuisjes. „Het duin is
een flexibele zeewering. Er wordt gerekend, al
thans gehoopt, op de vorming van jong duin in
het zomerhalfjaar, want in het stormseizoen is er
onvermijdelijk verlies. Waar de huisjes staan, stuift
geen zand. In het najaar, als die dingen zijn af
gebroken, tref je aan de voet van het duin als
het ware een keten van kuilen aan".
Ir. Uildriks voert ons naar een deel van het strand,
waar de kleilaag van de voormalige polder aan
de oppervlakte komt. „Kijk, na honderdzeventig
jaar kun je hier nog de sporen van de verkaveling
vinden". Het zijn ondiepe, nauwelijks zichtbare
sleuven; bij strijklicht zou je ze duidelijker kunnen
waarnemen. Geen strijklicht nu, toch probeert Kot-
vis van de oude percelen een foto te maken.
We waden door de suatiegeul, trekken langs de an
dere oever landinwaarts. Hoog uitgegroeide zee
kraal met harde, rode stengels, lamsoor met herf
stig, leerachtig blad, kweldergras en een obione,
hoog boven het andere spul uit.
In de oostelijke hoek van de Geïnundeerde, tegen
de Adornispolder aan, ligt een bosje: duindoorn,
duinroosje, vlier en bitterzoet. Merels en spreeu
wen kwetteren, schetteren er tussen een overvloed
van bessen, oranje, rood, zwart.
„Dat bosje aan het eind van een toeristensei
zoen kon je er met goed fatsoen niet door lopen.
Daar is nu verbetering in gekomen: aan het strand
is een openbaar toilet, annex hulppost EHBO.
Waarachtig geen overdaad, bij opeenhoping van
zoveel mensen".
We zijn teruggekeerd bij het gemaal aan de Pan-
nenschuur. Laarzen uit, schoenen aan. Bedankt
Uildriks, voor de rondleiding op een vrije za
terdagmorgen I