Zeeuwse kroniek
M. P. de Bruin
Grafschilderingen
„Het is niet aan ons om uit te zoeken hoe het
komt dat in 1964 unieke grafschilderingen kun
nen verloren gaan, terwijl in de jaren 1950-1952
aan de Aardenburgse en Sluise schilderingen wel
voldoende aandacht werd besteed in verband
met de conservatie en restauratie. Eén ding
weten wij wel, dat het opgraven van een kerk in
het Vlaamse gebied het risico kan meebrengen
beschilderde graven te vinden. Het is iets dat
men van te voren kan weten. Zonder vooraf
gaande garanties, die uitzicht bieden op ruime
kredieten en de ruggesteun van een laboratori
um verzekeren, dient men het opgraven in
kerken niet te laten, maar wel de graven met
rust te laten". Deze niet mis te verstane zinnen
schreef drs W. P. Dezutter in zijn opstel: Enige
bijzonderheden betreffende de opgravingen in de
St-Nicolaaskerk van Hannekenswerve. Dit opstel,
dat opgedragen is aan Jan van Hinte ter gelegen
heid van zijn 75ste verjaardag, is opgenomen in
het jaarboek 1969-1970 van de Heemkundige
Kring West-Zeeuwsch-Vlaanderen. In 1964 wer
den ter hoogte van Draaibrug (tussen Sluis en
Aardenburg) funderingen gevonden, die konden
worden toegeschreven aan de kerk van het
verdronken dorp Hannekenswerve. Dezutter be
schrijft de vondsten, de beschilderde graven, de
grafzerken, munten enz. Tegen het fundament
van de westmuur werd een paardeschedel gevon
den, die Van Hinte op een werktekening heeft
aangegeven. Op grond van bepaalde gegevens
komt Dezutter tot het besluit, dat deze paarde-
schedel zeer goed een bouwoffer kan zijn ge
weest. „Op het eerste gezicht lijkt zoiets onwaar
schijnlijk. De hedendaagse mens, al of niet
bevooroordeeld door een bepaalde levensbe
schouwing, is geneigd dit te verwerpen. Wanneer
men echter kritisch gaat onderzoeken en zijn
gedachten verplaatst naar de leef- en denkwereld
van de middeleeuwse mens, komt men wellicht
tot de vaststelling dat dergelijke zaken hebben
behoord tot het gewone doen en laten van die
tijd".
Aardenburg
Het jaarboek van de Heemkundige Kring bevat
weer een keur van artikelen van schrijvers, die
op hun terrein specialisten kunnen worden ge
noemd. Zo schrijf J. J. Lambert over de stads-
korenmolen van Aardenburg, C. J. Holtslag over
Vlaams geld: Nederlands geld. Van Vooren is de
schrijver van een uitgebreid en grondig verhaal
over Aardenburg in het begin der 17e eeuw.
Toen het land van Cadzand in 1604 door Maurits
werd veroverd met het innemen van Aardenburg
als eerste bedrijf, bleek de stad een ruïne te
zijn. „De nieuwe bewoners en de soldaten van
het garnizoen moesten zich temidden van deze
verwoesting maar een onderdak zien te verschaf
fen. Om in te wonen werden houten onderko
mens getimmerd. Anderen leefden in kelders".
De vroegere bewoners waren uitgeweken naar
het Vlaamse land onder Spaans bestuur.
Letterkunstenaars
Een vruchtbaar auteur is ook de heer Cornelis,
die in het jaarboek schrijft over „Twee letterkun
stenaars uit ons gewest." Hiermede worden be
doeld: Petronella Moens (1762-1843), de blinde
dichteres, en Jacobus Faro (1763-1847), dichter
en boer. De blindheid van Petronella Moens,
wier vader als predikant in 1764 naar Aarden
burg kwam, was het gevolg van kinderpokken
op vierjarige leeftijd. Zij was behalve dichteres
ook de schrijfster van de roman in briefvorm in
drie delen: Historie van den Heere Willem
Erfstee, waarvan het eerste deel in 1808 ver
scheen. „De schrijfster heeft een groot deel van
haar roman gesitueerd in de omgeving van
Aardenburg en Eede, waardoor het werk, hoe
moeilijk ook genietbaar voor de lezer van de
belletrie van onze tijd, toch wel interessant is
voor ons West-Zeeuws-Vlamingen". Jacobus Faro
woonde als eerzaam landbouwer op de hofstede
in de Oranjepolder aan de Statendijk onder
IJ zend i j ke. Behalve een goed boer hij schreef
een handleiding tot een doelmatiger stelsel van
landbouw in zijn streek was hij 's winters in
pij en pels in zijn boekvertrek te vinden. Dich
terlijk zegt hij:
„Mijn boekschat, niet te breed, daar kan men
Gellert vinden,
Young, Klopstock, Salchli, Feith, op eene rij
bijeen;
Ook moest ik hier vooral den Vader der
poëten
Van Vondel, op wiens naam heel Neêrland
glorie draagt,
Met Poot, het rijk vernuft van Abswoude niet
vergeten,
Noch Bilderdijk, die thans met roem den
zandberg schraagt".
Zijn gedichten leggen getuigenis van zijn kennis
van de bijbel en de klassieke mythologie. Zijn
ervaringen als boer beschrijft hij op deze wijze:
170