III STOÏR.E
NATVRELLE
L'ISLE DE TAB AGO,
L E TABLEAU
NOUVELLE OÜALCHRE,
[LES ANTILLES
L'AMERICLVE:
Tome Premier.
A LYON,
neming op touw gezet, hoewel het geregeld door
Spaanse schepen van Trinidad bezocht werd, die
er handel dreven met de Caraïben. De Engelsen,
die in 1596 Tobago al hadden bezocht volgens
onbevestigde berichten zelfs in 1580 en er
vanaf die tijd geregeld kwamen, beschouwden
het sinds 1608 als hun bezit, maar hadden er
nooit aan gedacht het daadwerkelijk te kolonise
ren.
Op 2 juli 1627 echter (een maand dus nadat De
Moor een commissie van de W.I.C. kreeg) ver
leende koning Jacobus I, die in financiële moei
lijkheden was geraakt en de exploitatie van de
Antillen als een lucratieve zaak zag, een patent
aan James Hay, 1st Earl of Carlisle, waarbij
deze volledige vrijheid genoot wat betreft de
wijze van koloniseren en het bestuur van de
eilanden, waaronder ook Trinidad en Tobago
vielen.
Op 25 februari 1628 wist Philip Herbert, Earl of
Montgomery (later Pembroke) zich evenwel een
zelfde grant te verwerven (de Engelse koning
was blijkbaar nogal vrijgevig met de Caraïbi-
sche eilanden). Sir William Courteen, een invloed
rijk Londens koopman, verwant aan het Mid
delburgse geslacht Coerten, had waarschijnlijk
hierover met Jacobus onderhandeld. Hij zag
hoge winsten in de exploitatie van de Antillen en
D E
OU DE IA
L'unc des Ifles Antilles de
X'A M E R I QJU E,
Dependant e de la fouveraineté des Hants Cr
TuiJJ'ans Seigneurs les Efttüs Generalis
tks Pr nunc es V nies des Tais-bas.
A L E Y D E
Chez Jean le Carp entier
cid idc exv.
beschouwde Montgomery blijkbaar als een meer
geschikte bondgenoot dan Carlisle. Er zouden
echter nog jaren over heen gaan voor er van
een serieuze poging tot vestiging van de Engel
sen op Tobago sprake was en toen de kolonisten
van De Moor er in 1628 voet aan wal zetten en
hun kolonie de naam Nieuw-Walcheren gaven,
was het eiland slechts door Caraïben bewoond.
Ze zullen het niet gemakkelijk hebben gehad.
Een lange zeereis, al verliep ze nog zo voorspoe
dig, was in die tijd vol ontberingen en gewoon
lijk waren de kolonisten bij hun aankomst al
ziek of verzwakt. Ze werden aan land gezet met
het weinige materiaal en proviand, dat ze mee
hadden kunnen nemen en moesten verder maar
zien, dat ze zich handhaafden. Hun huizen of
hutten moesten ze eigenhandig bouwen. Bossen
moesten worden gerooid om plantages te kun
nen aanleggen, wat zware lichamelijke arbeid
vereiste, in een afmattend klimaat, waaraan ze
niet gewend waren. De moerassen langs de
rivieren vormden een broeinest van allerlei tro
pische ziekten. Daar kwam nog bij, dat deze
pioniers volkomen onbeschermd waren tegen
overvallen door strijdkrachten van andere naties
of Indianen. „Nu moet ick de penne in bloet
dopen vangt Ds Charles de Rochefort zijn
beschrijving van het kannibalisme der Caraïben
aan en een landkaart van Zuid-Amerika van 1610
DES
JD E
Par Mr. De Rochefort<
<ju.Dc.Lxrn.
Chez CHRISTOFLE FOVRMY,
rue Mercierc,i la Bibliothequc.
144