Zuidbevelandse wal op. De belangstelling voor
de terugreis is groter, zeker dubbel zo groot, al
met al nóg niets.
We staan bij gezagvoerder W. Jongman in de
stuurhut van de Prins Willem. Kapitein Jong
man: „Op werkdagen varen we acht keer vice-
versa; dat is natuurlijk niet zo erg frequent. De
dubbeldekkers van de dienst Kruiningen - Perk-
polder gaan veertien keer over en weer de
boten tussen Vlissingen en Breskens komen
royaal aan dertig vaarten per dag in beide
richtingen. Daar komt bij dat de vaartijd op ons
traject vijftig minuten is, dat vinden de mensen
gewoon te lang; ik heb het niet over toeristen,
maar over de lui die voor hun boterham op stap
zijn".
De heer Jongman speurt onder het praten de
rivier af. Eén keer duikt hij met zijn hoofd in
de kap van het radarscherm, maakt de roergan
ger attent op een wazige vlek, die snel groeit en
scherper contouren aanneemt. Veel woorden ko
men er niet aan te pas.
De kapitein houdt het gesprek op, tot we tegen
de hoge achtersteven van de passant aankijken.
Liberiaanse vlag en een popperig figuurtje, dat
een kartonnen doos over boord slingert. Dan
vervolgt Jongman: „Vandaag, woensdag, is het
marktdag in Terneuzen. Vroeger gingen we op
Op weg naar de Terneuzense markt