opheffing is al een afgehandelde zaak". De Groot zet een somber gezicht. „Geen boot meer op Terneuzen, 't Is een schande om van te bleuzen". Hij heeft het gevaar al jaren geleden zien aankomen; toen hij nog ambtenaar was van de PTT stond De Groot al voor de veerdienst op de bres. „Maar ja, ik had een overheidsbetrekking, ik dorst toen niet veel te zeggen. Ik was gauw uutgepraot, nie' van binne, maar van bute". Uit dit schaarse proza, dat wij van de heer De Groot opvingen, herkennen wij, duidelijker dan uit zijn rijmen, de regionale landgenoot. Als we opstappen, de kruk van de deur al in de hand, vat hij zijn standpunt nog eens samen: „Mijne heren, in het kort gezegd: Vecht voor uw eigen en een anders recht". Tegen de bierkaai, mag ik toch zeker wel zeggen. Wij zijn op weg naar Hoedekenskerke, dat vroeger Oedekijnskerke heette, genoemd naar de stichter van de kerk Oedekijn, een verkleinvorm van Odo. Wanneer wij door Zuid-Beveland rij den, gaan wij steeds van de rechte weg af. Met een beroep op een achttiende-eeuwse beschrij ving: In 't algemeen is dit Eiland beroemd voor een der lugtigsten en vrugtbaarsten van geheel Zeeland, zoo wegens zyne menigvuldige Bosscha- gien, Boomgaarden, beplante Dyken en Wegen, als wegens de Bouwlanden, die daar in over vloed zyn Dit Eiland heeft geene Duinen, maar is in zynen geheelen omtrek met Dyken om zoomd, die op sommige plaatsen wel Schorren en Voorland voor zig hebben, doch op anderen in 't geheel geen Strand, maar eene aanmerkelyke diepte, 't welk den slag van 't Water daar zeer ge weldig, en het onderhoud der Dyken zwaar maakt. De slag van het water is bij Hoedekenskerke zeer fel geweest. Aan de zuidzijde van de Hoedekenskerkepolder ligt de Kapuinhoek Coppen Heijnenhoek waar de geïnundeerde inlaag als veerhaven wordt benut. Langs de Scheldedijk vindt men vrijwel overal inlaagdij- ken, die men ten zuiden van de gemeentehaven ook wel boeierds noemde, een plaatselijke naam tevens voor de inlagen als geheel, die misschien te maken heeft met hef boeien van het water. Uit de boeierds haalde men de grond om de dijk te verzwaren. Thans zijn zij bijna alle in beslag genomen voor de dijkverzwaring tot deltahoogte. Rijdend langs de zeedijk, kijkend naar de hoeven en hofjes, schoot ons een boekje te binnen over een moord op zo'n hofje, in 1840 gepleegd. Een predikant uit Goes, Swalue, heeft aan het voor val 132 bladzijden gewijd onder de titel: Leerrij ke beschouwing van de merkwaardige bijzonder heden, welke op den moord in 1840 te Hoede kenskerke gepleegd, betrekking hebben. Het is te verleidelijk om niet even het begin te citeren: Aan den eenzamen zeedijk, welke het zuidwestelijk gedeelte van het eiland ten bol werk verstrekt tegen de vloeden van de Hond of Wester Schelde, woonden op ongeveer Vi uurs afstand van het dorp Hoedekenskerke, de twee genoemde oude lieden, die, bijna onopgemerkt in hun leven, na hunnen verschrikkelijken dood het voorwerp van schier algemeene bekendheid ge worden zijn. Door spaarzaamheid en vlijt had de man, eerst arbeider, het zoo verre gebragt, dat hij, behalve de kleine bouwvallige woning en schuur, eenig land en vee bezat, door wier opbrengst, terwijl zij zelve nog werkzaam wa ren, en slechts in groote drukte anderer hulp gebruikten (niet gewoon door anderen te laten doen, wat zij zelve konden verrigten) zij gemakke lijk in hunne weinige behoeften konden voorzien.. De moordenaar werd tot de strop veroordeeld. Wij dwalen af, immers het veer is ons doel. Hartman heeft in zijn lijvig werk: De stoom bootdiensten op de Wester-Schelde en op de Ooster-Schelde 1828 tot 1928, nog al wat bijzonder heden gegeven. Vanaf 1 april werd de dienst Terneuzen-Hoedekenskerke elke weekdag een maal gevaren als onderdeel van de gehele dienst 192

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 16