Zeeuwse kroniek Het Goese Sas. Fragment van de hiervoor afgedrukte kaart. (Foto Kr. Goudzwaard) ning op audiëntie, deze bleek volledig op de hoog te en beloofde alle mogelijk steun. Er vond een nieuwe aanbesteding plaats op 18 maart 1818 en voor 180.000,werden de heren Van 't Hof en Brandenburg de aannemers voor de sluis. Koning Willem I gaf op 29 augustus 1818 uit zijn privé-vermogen een voorschot van 65.000, Met spoed ging men aan het werk en bracht het werk uiteindelijk tot stand. De havencommissie had evenwel nog veel moeilijk heden te overwinnen, niet in het minst met de be heerder van de Wilhelminapolder, de heer Van den Bosch. De onderhandelingen over het peil in de haven, de brug over en het jaagpad langs de haven, verliepen beslist niet altijd naar wens. Eindelijk op 18 augustus 1819 de feestelijke ope ning van de nieuwe sluis en verbeterde haven. De feestelijkheden bestonden ondermeer uit het vlag gen, klokgelui, optocht en traktatie van de wees kinderen en natuurlijk ontbrak het ook niet aan het gebruikelijke diner op het stadhuis bij een dergelijke gebeurtenis. De sluis heeft niet de breedte en diepte gekregen die de havencommissie zich had voorgesteld. Maar de grootste bezwaren waren wel dat er zich steeds meer of minder ernstige gebreken bleven voor doen. Hoofdzakelijk waren deze te wijten aan de niet voldoende versteende specie van het met selwerk, waardoor een hecht verband ontbrak en een algeheel herstel onmogelijk maakte. Het is te hopen dat de uitvoering van de nieuwe haven- en sluisplannen van Goes in de nabije toekomst een vlotter verloop zullen hebben dan de hiervoor geschetste. GOES, juni 1971 Bron: Gemeentearchief van Goes. M. P. de Bruin SCHOUWENS WESTHOEK Het derde deeltje in de serie 'Zoals het was...' behandelt de Schouwse Westhoek. Dreischor en Zierikzee zijn voorafgegaan. De naam van de arts J. L. Braber prijkt weer op het titelblad, gevolgd door die van W. P. de Vrieze, die specialist voor dit gebied mag heten. Met dit boekje wordt hetzelfde procédé gevolgd als de Europese bibliotheek met de serie 'In oude ansichten', alleen de tekst is uitvoeriger en informatiever. De inleiding toont ons een frag ment van de kaart van Schouwen uit 1540. Evenals dat op Walcheren het geval was, lagen de duinen westelijker dan tegenwoordig. Aan de oostnand van de duinen lag de kapel, die op de genoemde kaart 'Ons Vrou op Zee' is geheten. Wij hebben indertijd in de gerechtsregisters van Zierikzee gevonden dat deze kapel voor strafbe- devaarten werd aangewezen. Voor geringere straffen, want straf bedevaarten werden door heel Europa gemaakt. De schrijvers hebben de verleiding niet kunnen weerstaan 'Ons Vrou op Zee' regelrecht met Nehalennia in verbinding te brengen als de letterlijke vertaling van de niet Indo-Germaanse naam Nehalennia. Het is echter zo dat de betekenis van de naam wetenschappelijk hele maal niet vaststaat. Gijsseling heeft op het Nehalennia-congres van zomer 1971 in een zeer geleerd betoog gedacht aan stien/rouw der zee, zij die het leven op zee bestuurt of bestierf. Of men zover mag gaan als de schrijvers doen dat èn de kapel van Westenschouwen en Nehalennia pleiten voor een sterk matriarchale instelling van de autochtone Zeeuwse bevolking, is de vraag. Zelfs het Oedipuscomplex wordt er bij gehaald: „Hef is begrijpelijk dat zeevarenden mannen, positief Oedipuscomplex een godin als beschermster hadden". Wij zijn het wel met het slot van de inleiding eens dat nader onderzoek van kapel en Tempelput te Haamstede zeer ge wenst is. VAN MEEKRAP EN BLOEMBOLLEN De eerste prentbriefkaart uit 1905 toont ons de reeds in 1676 vermelde meekrapstoof 'De Koe', maar bij het onderschrift plaatsen wij een vraagteken. Heeft de meekrapcultuur, die in 199

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 23