Mededelingen van het. Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Zeeland: gewesten of gemeenten?" Lezing door mr J. J. van der Weel op 2 december 1971. Voor een talrijk en een geïnteresseerd gehoor heeft Mr J. J. van der Weel, wethouder voor de PvdA in Middelburg, in een uitvoerig en gedegen betoog een aantal visies ontwikkeld op de toekomstige bestuursstructuur van onze provincie. De inleider begon zijn causerie die overigens anderhalf uur in beslag nam met een leerzame samenvatting van de regeringsdocumenten over de gewestvorming en de gemeentelijke herindeling. Een aantal grondgedachten kwamen hieruit naar voren: erkenning van de behoefte tot herziening van de lokale eenheden, de schemerachtige rol van de provincies in dit kader, de vaagheden over de vierde bestuurslaag (die niemand wil en er toch is), de lawine van gemeenschappelijke regelingen, de behoefte aan taakoverdrachten in de bestaande bestuurskolom gemeente-rijk-provincie en de er kende mogelijkheid van het omploegen van kleine vruchtbare eenheden (kleine gemeenten beneden de norm van 6000 inwoners) ten behoeve van een groter geheel. Ook wees de spreker op de opmerkelijke rol van de gemeentelijke pressure-group, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, die na een volstrekte afwerende houding langzamerhand is „omgeturnd" tot een positieve benadering van de gewest-plannen. Kritiek had mr van der Weel aan het adres van de provincie ten aanzien van het (nog) niet consul teren van de Zeeuwse gemeenten over de zg. indicatieve structuurschets, die op last van de minister van binnenlandse zaken op provinciaal niveau moet worden opgesteld. Volgens de plan ning zou dit overleg al moeten zijn gevoerd. Alhoewel de spreker dus niet kon beschikken over de ontwerp schets, had hij voor zijn betoog een bijna uitputtende reeks van varianten voor de structuurschets voorhanden: 1. Twee gewesten t.w. Walcheren met de Beve- landen en als tweede een gewest Zeeuws- Vlaanderen. 2. Eén gewest, bestaande uit Walcheren, de Beve- landen en Zeeuws-Vlaanderen. 3. Drie gewesten: Walcheren, de Bevelanden en Zeeuws-Vlaanderen. 4. Twee grote gemeenten Walcheren en de Beve landen en de tweede Zeeuws-Vlaanderen. 5. Drie grote gemeenten: Walcheren, Bevelanden en Zeeuws-Vlaanderen. 6. Herziening van de gemeentelijke indeling op beperkte schaal. In de gevallen 4, 5 en 6 zou gewestvorming achter wege kunnen blijven Bij dit alles stond als pre misse van de inleider voorop dat de positie van de provincie als sluitpost fungeerde. Aan de hand van een afwegingstabel ging de spreker na welke voor- en nadelen de gekozen varianten zouden opleveren. In een soort toto-formulier (met inderdaad 3 mogelijkheden: winst, verlies of gelijk spel) werden de varianten afgezet tegen de overwegingen: hoever normatief volgens de opzet van de structuurschets afstand bestuur-bestuurden op welke termijn realiseerbaar (norm 5-7 jaar) hoeveel bekwame bestuurders kunnen worden „opgebracht" hoever wordt doelmatigheid en bestuurlijk evenwicht gediend? De voorzichtige conclusie van de spreker tendeerde naar de varianten 1 en 2 en zo men de langere duur voor lief wilde nemen variant 5. (Hier gold ook de premisse dat gewestvorming binnen korte tijd wettelijk mogelijk zou zijn). Uit de conclusies valt te vermelden dat door spr. met nadruk om overleg tussen gemeente en pro vincie werd gevraagd en uiteraard om bestuurs wetenschappelijk onderzoek. Ook een nadere be zinning over de positie van de provincie zag spr. duidelijk in vooral om de keuze tussen gewest vorming dan wel herindeling te kunnen funderen. In de discussie stelde jhr mr T. A. J. W. Schorer, oud-gedeputeerde de indringende vraag of gewes ten nu persé nodig zijn ook in relatie tot de „witte plekken" die de wetgever voor mogelijk houdt. Spr. was van oordeel dat men in weerwil van alles toch bezig was met de creatie van een vierde be stuurslaag. Dr P. J. Koets, oud-wethouder van Amsterdam wees op de centrale positie van de provincie in deze discussie. In sommige gevallen zal aan een 4e bestuurslaag niet zijn te ontkomen (Groot- Amsterdam) het is denkbaar dat in andere situa ties de provincie de rol van het gewest kan ver vullen. Burgemeester J. de Wolf van Mariekerke vroeg zich af of het voorbeeld dat de inleider had ge bezigd van een gemeenschappelijke regeling niet evenzeer als tegen-argument voor gewestvorming zou kunnen worden gebruikt. Tenslotte stelde de ondergetekende de vraag of gezien de schaal en het bevolkingsaantal van Zeeland wel plaats zou zijn voor gewesten. De spreker van deze avond kon, mede dank zij de ruime opzet van zijn betoog, nagenoeg alle op merkingen onderschrijven. Frans Burger. 201

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 25