De menselijke ecologie wijst er op dat de mens
in zijn activiteiten en nalatigheden een deel is
van een groter geheel. Biologen hebben ons doen
zien, hoe door ingrijpen van de mens, plant en
dier te gronde zijn gegaan, de menselijke ecolo
gie maakt duidelijk dat de mens als biotisch en
sociaal organisme met al zijn vezels aan zijn
woonstee is gebonden en slechts 'gezond' kan
leven als zijn ecosysteem, groei en ontwikkeling,
'goed leven' mogelijk maken. Dit ecologische
denken is sterk naar voren gekomen door de
bevolkingsexplosie en de technologische revolutie
van de laatste twee eeuwen. Waddington (1969)
noemde de mensheid 'de grootste verontreiniging
op de aarde'; hij is dus zowel 'verontreiniging' als
'verontreinigde'. De gevolgen van de beide explo
sies zijn niet alleen van materiële aard, maar leve
ren ook immateriële schade: tekort aan ruimte,
'pathological togetherness' (Errington, 1969), af
name van de menselijke vrijheid, toename van
criminaliteit (deze gegevens zijn ontleend aan
een rede van dr. R. J. H. Kruisinga voor de Jeffer
son Medische Faculteit te Philadelphia, 7 april 1971).
Vele bekende schrijvers hebben erop gewezen
dat de mens geruïneerd wordt wanneer de in
geld uitgedrukte levensstandaard het doel en de
universele maatstaf van het menselijk welbeha
gen wordt. De meest prominente zijn Rachel
Carson, 'Silent Spring'; Kenneth Galbraith, 'Libe
ral Hour'; Ernst Zahn, 'Leven met de Welvaart';
Günther Schwab, 'Tanz mit dem Teufel' en E. J.
Mishan, 'Costs of Economie Growth'. Recent is
Alvin Toffler, 'Future Shock', een uitwerking van
Ogburn's theorie van de culturele achterstand,
waarin gewezen wordt op de grote sociale
spanningen die voortkomen uit de ongelijke
ontwikkelingen in verschillende sectoren van het
maatschappelijk leven.
Kruisinga (aangehaalde lezing) citeert 'Environ
mental Health', Engelse uitgave van Excerpta
Medica. „Wij geloven dat de dringende proble
men van millieugezondheid en ecologie over een
breed front moeten worden aangepakt. Niet
alleen in de biomedische wetenschappen worden
wij er mee geconfronteerd, maar ook in andere
disciplines: wetgeving, chemie, landbouw, meteo
rologie, economie, sociologie en alle andere we
tenschappelijke en technische sectoren".
Het tot nu toe behandelde vraagstuk wordt vaak
aangeduid met de begrippen welvaart contra
welzijn. Deze tegenstelling is onjuist.
Welvaart en welzijn zijn niet te scheiden, hoog
stens te onderscheiden. Grote welzijnsgoederen als
het verbod van kinderarbeid (in 1972 partiële leer
plicht tot en met 16 jaar), de achturige werkdag
en de sociale zekerheid zijn economisch gefun
deerd. Daarvoor heeft ons volk gewerkt.
Men had bijvoorbeeld honderd jaar geleden de
industrie met de kinderarbeid kunnen afschaffen,
maar daarmee zou de toekomstige grondslag
van ons verworven welzijn zijn verdwenen. Vele
van de huidige menselijke aspiraties hebben
dezelfde kenmerken, al zit er aan sommige een
'reukje'. Dit laatste moeten wij bestrijden, dat
zal veel geld kosten en de economische groei in
de ouderwetse zin remmen. Er zal echter een
'zuiverder' produkt, een beter milieu, uit te
voorschijn komen.
Ook een betere inkomensverdeling wordt moge
lijk door een verdere economische groei. Wan
neer dat niet zo is, pleit dat tegen de inkomens
politiek en niet tegen de economische groei.
Prof. A. Heertje pleit in zijn pre-advies voor de
vereniging voor staathuishoudkunde (1971; p. 11)
voor een permanente loonmatiging (waarom
geen inkomensmatiging?) ten behoeve van de
financiering van de uitgaven voor de bescher
ming van het milieu. Alleen al voor de achter
stallige bestrijding van de vervuiling blijft een
zekere economische groei nodig. Zo zullen uit
heffingen op vervuiling in 1972 vijftien waterzui
veringsinstallaties worden gebouwd.
Wanneer wij niet in een complete sociaal-econo
mische chaos willen belanden door de groei
geheel stop te zetten en wanneer wij de aspira
ties van de bevolking met de milieu-eisen willen
verzoenen, zullen wij het economisch mechanis
me door middel van een adequate wetgeving
moeten bijstellen.
De hogere kosten die een toenemende milieu
zuiverheid vraagt, zullen automatisch leiden tot
een verlangzaming van de economische groei.
Aan de economische groei-raket zullen steeds
meer remraketten worden gebonden, zodat wij
wellicht omstreeks 1985 in een economisch 'niet-
groeiland' een zachte landing zullen maken. Me
de door een groeiende mentaliteitsverandering
zullen wij dan terechtkomen in de volledige
post-industriële dienstenmaatschappij. Immers
de materiële behoeften zullen dan zijn 'gedemo
cratiseerd'.
Sedert kort is een speciale stuurgroep werkzaam
die het Centraal Planbureau zal bijstaan bij het
opstellen van berekeningen van de sociaal-econo
mische gevolgen van milieu-verbeterende maatre
gelen. Een beter leefmilieu is een afzonderlijke
doelstelling van economische politiek geworden,
al zullen velen hun twijfels hebben over de
snelheid waarmee de maatregelen worden uitge
vaardigd. In principe ontstaat de bereidheid de
materiële produktiegroei te matigen ten behoeve
van het milieu. Ook het milieu-manifest van het
comité N 70 betrekt deze stelling als het stelt
dat de stijgende produktie gepaard gaat met het
schaars worden van goederen die tot nu toe
meestal gratis waren, zoals schone lucht, schoon
water, natuur en rust. Voor verbruik van deze
goederen moet een prijs worden berekend. Een
motie van de PSP en de PPR (tweede kamer, 14
oktober 1971) wil vestiging of uitbreiding van
industrieën ondergeschikt maken aan nauwkeu
rig en rigoureus geformuleerde eisen ten aanzien
van het milieu. Ook deze opvatting strijdt niet
met het bovenstaande. Een absoluut nee tegen
de economische groei beluisteren wij er niet in.
178