De milieu-verontreiniging is een internationaal verschijnsel, dat zich zowel in de huishouding van oost als in die van west voordoet. De diepste oorzaken liggen immers in de bevolkings- en de technologische exploisie. Een eigensoorte- lijke factor is het nationalisme. Ook in economieën van het communistische type doen zich verschijnselen van milieubederf voor. Bij een hogere welstand, waarnaar ook deze economieën streven, zullen zij zich vermeerde ren. Het kardinale vraagstuk is hoe de produktie georiënteerd moet worden, hoe het beleid zijn controles zal uitoefenen. Elk land doet dan nog eens een beroep op het argument van de concur rentie van andere landen. De geschiedenis van de kinderarbeid en die van de achturenwerkdag leert dat er niets nieuws onder de zon is. Internationale conferenties, afspraken en hand vesten blijken van fundamentele betekenis te zijn. Voorbeelden hiervan zijn de conferenties over de Rijnvervuiling, de conventie en zwarte lijst inzake de Noordzee-vervuiling (Oslo), de Europese overeenkomst inzake beperking van het gebruik van bepaalde detergenten in was- en reinigingsmiddelen, de Europese interparlemen taire conferentie over watervervuiling, het pro gramma op lange termijn voor de bestrijding van de milieuverontreiniging op Europees niveau (regionale commissie voor Europa van de we reldgezondheidsorganisatie). Grote verwachtingen verwekt de conferentie over de omgeving van de mens, in juni 1972 in Stockholm te houden onder auspiciën van de Verenigde Naties. Het zal geen conferentie van bureaucraten zijn. Daarvoor worden de deelne mers te zeer op de hielen gezeten door de publieke opinie. Ons economisch en ecologisch systeem moet grootscheeps worden gecorrigeerd. Het is de verdienste van de vele aktiegroepen dat zij de gangmakers zijn van de publieke opinie. Anderzijds is het uit den boze wanneer dit gepaard gaat met het kweken van paniekre acties (Pechiney, benzpyreen) of met het isole ren van een onderdeel uit het geheel (nood zaak van beperkte economische groei, of benzine gebruiken en tegen raffinaderijen zijn enz.). „Vereist is een gezond skepticisme, het besef dat fouten worden gemaakt en misschien ook wel moeten worden gemaakt wil de mensheid kun nen voortbestaan. Men kan niet meer vluchten in een soort van 'organisch heelal'. Wij kunnen niet terug naar het tijdperk van paardentractie en landbouw (en naar de ziekten die mens en dier toen troffen). Het overleven mag dan op moderne voorwaarden moeilijk zijn, het zou onmogelijk zijn op de voorwaarden van een eeuw geleden". (International Herald Tribune, 17 september 1971, hoofdartikel p. 6). „De voortgaande verwoesting van het leefmilieu kan alleen tot staan worden gebracht door een fundamentele verandering in de houding van regeringen, wetenschapsmensen en publiek", zo luidt een resolutie van de International Society for Social Responsibility in Science (Trondheim 1971). Van de kritische maatschappij-theorieën mag worden verwacht dat zij niet zullen blijven staan bij de interpretatie van de wereld, maar haar zullen veranderen, concrete aanwijzingen over het politieke handelen zullen geven (naar B. C. van Houten in Wijsgerig Perspectief, oktoberl971 Wanneer het begrip economische groei anders gedefinieerd gaat worden en de mentaliteit zich gaat wijzigen, zal de voedingsbodem en zal tegelijkertijd het kader ontstaan waarin verder ingrijpen mogelijk wordt en waarin de menselij ke behoeften het produktiekompas zullen bijstellen. Geleidelijke overschakeling van materiële naar immateriële behoeften zal plaats vinden naar mate de materiële produktie belast wordt met haar werkelijke kosten en naarmate meer men sen, overeenkomstig hun behoeftenpatroon, zich met materiële goederen hebben omringd. Die immateriële behoeften, waaronder een goed leef milieu, hebben evenzeer betrekking op economi sche groei als de materiële behoeften. Ook de werktijdverkorting die voortvloeit uit automati sering, en de vakantieverlenging zijn identiek aan economische groei. Degenen die beweren dat 'ouderwetse' economi sche groei nodig is voor collectieve voorzienin gen hebben ten dele ongelijk. Die schijn ontstaat namelijk omdat de bevolking persoonlijke en collectieve behoeften tegelijk op de spits wil drijven en daarvoor schieten de middelen tekort. Helaas levert de produktie van meer vaatwasap- paratuur geen ruimte op voor onderwijs, omdat de daarmee geschapen koopkracht nu eenmaal aan die apparatuur wordt besteed. Aan de ande re kant geeft inkrimping van die produktie evenmin ruimte, omdat er dan een 'tekort' aan die apparatuur ontstaat en de koopkracht zich op import zal richten. Het staat natuurlijk wel erg 'cultureel' om de massaconsumptie te verguizen, maar om er werkelijk op korte termijn iets aan te doen zou een dictatuur vergen. Ik ben het met Kruisinga eens, dat het voor alles van belang is dat wij meer milieubewust worden en dat onze kinderen reeds op school leren hoezeer zij afhankelijk zijn van en verant woordelijk zijn voor dat milieu. Humane en ge- zondheiidsecologie moeten onderdeel van de wel- zijns opvoeding zijn". In de toekomst zal de economische groei meer gemeten worden aan toenemende dienstverle ning, die op precies dezelfde wijze haar eigen koopkracht schept als de materiële produktie. Maar er zal dezelfde kortsluiting ontstaan als het publiek één bedrag twee keer wil uitgeven aan bijvoorbeeld een extra vakantie en meer onderwijs. Ook dan blijft een keuze noodzakelijk en levert overvragen inflatie op. Dit alles staat los van de economische orde, al heeft het bijsturen van het proces natuurlijk wel met die orde te maken. 179

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 3