Buitenlandse werknemers in Zeeland
J. Veel
Drs. A. M. van den Broecke
Inleiding
Sinds kort neemt het aantal buitenlandse werk
nemers in Zeeland snel toe als gevolg van een
snelle uitbreiding van de industriële werkgelegen
heid. Op 15 december 1970 bedroeg het aantal
met een tijdelijke arbeidsvergunning (excl. per
sonen met een EEG-nationaliteit en Indonesiërs)
nog 687 mannen en 36 vrouwen, op 15 augustus
1971 waren deze aantallen reeds opgelopen tot
respectievelijk 921 en 55: een stijging van het
totaal derhalve van 35 procent in acht maanden
tijds. Daarbij komen dan nog circa 77 met
een permanente arbeidsvergunning. De grootste
groepen vormen Joegoslaven, Marokkanen en
Turken. Het grootste deel van de mannen is
werkzaam in de metaalnijverheid en met name
in de scheepsbouw. Ook de bouwnijverheid is
met buitenlanders ruim vertegenwoordigd.
Het verschijnsel buitenlandse werknemers blijkt
minder een gevolg te zijn van de conjunctuur,
dan wel van de structurele situatie van de economie.
We noemen hier een aantal factoren die de
komst van buitenlanders op de arbeidsmarkt
bevorderen
1 de economische expansie;
2 de geringe geografische en/of functionele mo
biliteit van de binnenlandse werknemers;
3 de gestegen scholingsgraad van vooral de
jonge binnenlandse werknemers;
4 de vrij stabiele deelname van vrouwen aan het
arbeidsproces.
In een sterk geautomatiseerd produktieproces
zullen meer ongeschoolde en lager geschoolde
arbeidskrachten nodig zijn dan de Nederlandse
bevolking vanwege haar gestegen scholingsgraad
kan aanbieden. Voor een expanderende economie
betekent dit in toenemende mate een beroep
doen op buitenlandse werknemers om de tekor
ten aan te vullen. De arbeidskrachten die de
lagere functies moeten bekleden (volgens het
CPB in 1973 50 procent van de vraag) zijn het
minst mobiel en kunnen daarom moeilijk uit
andere delen van het land worden aangetrokken,
temeer daar een economische expansie bepaald
niet tot Zeeland beperkt zal blijven. Ook het
forensenpotentieel is te gering om aan de vraag
te voldoen.
Wanneer hef aandeel van de buitenlandse werk
nemers in de werkgelegenheidsgroei met betrek-
3ewerking van een der bijdragen van de Stichting Zeeland
ten behoeve van de ontwikkeling van Zeeland.
king tof mannelijke werknemers tussen 15 pro
cent en 25 procent ligt (zie modellen op blz. 5
van de Ontwikkelingsschefs 1971), dan zal dit in
1985 betekenen, dat er een beroep gedaan moet
worden op een aantal buitenlandse werknemers
tussen circa 3000 en 9000.
Op grond van hef bovenstaande zijn er redenen
om te veronderstellen dat er in Zeeland een relatief
groot beroep op buitenlandse werknemers gedaan
moet worden, als één van de drie ontwikkelings
modellen wondt gekozen.
In genoemde ontwikkelingsschefs is berekend,
dat Zeeland omstreeks 1985 ongeveer 400.000
inwoners zal kunnen tellen, alsmede 11.000 bui
tenlandse arbeidskrachten (inclusief hun gezin
nen).
Tijdelijken en blijvers
Hoewel het grootste aantal buitenlandse werkne
mers hier tijdelijk aanwezig is, behoort landelijk
gezien 15 tot 20 procent tof de blijvers. Een aan
tal streeft gezinshereniging na, hetgeen slechts met
sterk discriminerende bepalingen te voorkomen zal
zijn.
Omdat de Nederlandse samenleving uit traditie
officieel weinig discrimineert, moet rekening
worden gehouden met immigratie uit mediterrane
landen. In de buurt van de industrie moet
bovendien rekening worden gehouden met de
vestiging van een groepering, die maatschappe
lijk gezien door voorkomen en gedrag kenmer
ken vertoont van een etnies subproletariaat.
Gewoonlijk bestaat er een samenhang tussen het
relatieve aantal leden van een afwijkende etniese
groep en optredende discriminatieverschijnselen.
Ook hier zou zich op den duur een situatie als
bijvoorbeeld in Zuid-Afrika of de Verenigde
Staten kunnen voordoen, omdat zoals prof. dr.
W. Albeda naar aanleiding van de ontwikkeling in
verder gevorderde landen voorspelt, de 4 volgen
de fases in de tewerkstelling van buitenlandse
werknemers doorlopen zullen worden.
1 Zij worden tijdelijk gebruikt om bepaalde
knelpunten op de arbeidsmarkt op te vangen.
2 Zij worden permanent ingezet waar het be
treft de als onaangename minderwaardige of te
onzeker ervaren beroepen en functies.
3 Zij bezetten in principe alle ongeschoolde
arbeidsplaatsen.
4 Zij verrichten de handarbeid in een ontwikkel
de economie.
183